[logo Zijper Museum]
>

[Homepage ZM] --> [Canon van Zijpe] --> [1200-1553]

Canon van (de) Zijpe
overzicht
-2600   719   920   1200   1230   1421  
1551   1552   1553   1557   1596   1597   1600   1609   1610   1669   1701   1722   1733   1785   1799  
1800   1817   1819   1845   1846   1865   1880   1898   1912   1913   1916   1929   1934   1940   1957   1960   1970   1997   1999

Venster 4:
ca. 1200-1553: Het waddeneiland Callantsoog

Veel westelijker dan de huidige kustlijn lag tussen Petten en Huisduinen rond het jaar 1000 een nog gesloten duinenkust. Met daarachter een concentratie van grafelijk bezit [zie venster 920-940], waarvan de helft op enig moment aan het klooster van Egmond geschonken was. Tussen Petten en Callantsoog werd kort na het jaar 1000 een al eeuwen bestaande opening in de kust door zeespiegelrijzing verbreed tot het zeegat Zijpe. En bijna 200 jaar later brak de kust door op twee noordelijker plaatsen:

Daardoor werden twee oude geestdorpen de kern van twee nieuwe waddeneilanden: Callantsoog en Huisduinen.


Op drie plaatsen brak de zee door de kust, waardoor nieuwe eilanden ontstonden: Huisduinen en Callantsoog. De ontwikkeling van Marsdiep, Heersdiep en Zijpe begon zich af te tekenen

Het 'oude' en het 'eerste' dorp
Tijdens de stormvloed van 9 oktober 1375 kan het oude dorp ('C/Kallingen in den Oge') door de zee verzwolgen zijn. Waarna het zogenoemde 'erste dorp' gebouwd werd.


De dorpskerk van het 'eerste dorp' begin 16e eeuw. Fragment van een kaart uit het atelier van Jan van Scorel 1552 (bedijkingsplan Zijpe).

Dat eerste dorp lag in de halvemaanvormige bocht van de Zuiderduinen. Daar stond de kerk met het gerechts- of raadhuis met eromheen gegroepeerd een aantal boerderijen en betere woningen. Langs de weggetjes naar het polderland en de kust sloten eenvoudige houten huisjes op de dorpskern aan. Daarin woonden de visserslui, ambachtslieden, vrachtrijders en het werkvolk.
In 1477 telde Callantsoog 180 huizen, in 1494 en 1514 nog 150, met in het laatstgenoemde jaar 500 communicanten (= exclusief de kinderen jonger dan 11/12 jaar). Petten had toen 65 woningen en 200 communicanten.

Het tweede Callantsoog
Het 'eerste dorp' werd tussen 1509 en 1532 zo fors bedreigd en aangetast door de zee, dat omstreeks 1540 snel het 'tweede dorp' opgetrokken is rond een waarschijnlijk tegelijkertijd tot kerk vergrote kapel in het noordwestelijk gedeelte van het eiland.
Het waddeneiland Callantsoog had duinen aan de noord-, west- en zuidzijde. Aan de oostzijde waren kwelders of gorzen, die al snel bedijkt konden worden door de beschutting van de duinen. Maar dat ging in fasen. De oudste dijken zijn de Oudelanderdijk en de Helmdijk, die werden waarschijnlijk al vóór 1328 aangelegd. Zo ontstonden, achtereenvolgens in tijd en ruimte: het Oude Land, De Leye (ca. 30 ha hooiland), De Sande (ca. 25 ha weide- of schapenland), Callens en Voordijk (22 ha, deels bouwland), Venne en Swaardijk (22 ha weiland). De Zuider- en Noorderjewel zijn bedijkt tussen 1536 en 1540, toen de invloed van het Marsdiep naar het zuiden te groot werd. Met de nieuwe Jewelpolder breidde het eiland een stuk naar het zuidoosten uit.\

  
De ontwikkeling van Callantsoog vóór 1500 en tussen 1550 en 1570.

Het einde van het waddeneiland
Maar de grootste veranderingen onderging Callantsoog toen vlakbij de Zijpe werd bedijkt, vanaf 1552. De eigenaren van de heerlijkheid, van ca. 1250 tot 1568, de heren van Brederode, besloten in 1553 om de Noord- en Zuidschinkel (-dijk) aan te laten leggen. Tussen hun eiland en de juist aangelegde Zijperzeedijk. Daarmee ontstond de Uitlandse polder en was het gedaan met het waddeneiland Callantsoog.


Fragment van de kaart van Adriaen Anthonisz.van Callantsoog en de beoogde herstelwerkzaamheden voor de 3e bedijking van de Zijpe, in opdracht van dijkgraaf van de Zijpe Sebastiaan Craenhals; 1572, gravure P.J. Nagel.Adriaen Anthonisz. heeft voor deze kaart een verouderd kaartbeeld van het Oog gebruikt (voor die tijd niet ongebruikelijk).

In 1561 hadden 129 Callantsogers samen 142 ha land. Dat is 1,11 hectare gemiddeld en dat wijst op een zeer vergaande versnippering van het grondbezit. Van zo'n stukje land kon men niet leven en dus moesten er aanvullende inkomsten zijn, bijvoorbeeld uit de visserij of als vrachtrijder met paard en kar..

Bronnen:

 
Tekst: Frank van Loo