[logo Zijper Museum]
>

[Homepage ZM] --> [Canon van Zijpe] --> [1817/1818]

Canon van (de) Zijpe
overzicht
-2600   719   920   1200   1230   1421  
1551   1552   1553   1557   1596   1597   1600   1609   1610   1669   1701   1722   1733   1785   1799  
1800   1817   1819   1845   1846   1865   1880   1898   1912   1913   1916   1929   1934   1940   1957   1960   1970   1997   1999

Venster 23:
1817/1818: Bedijking van het Koegras (of 'Buitenveld') tussen de Zijpe en Den Helder

Toen in 1990 de gemeente Callantsoog bij Zijpe gevoegd werd, kreeg die laatste gemeente het zuidelijke deel van de polder het Koegras erbij. Het gedeelte tussen Scheidingsvliet (polder 't Hoekje) en Callantsoger vaart. Na de aanleg van de Zanddijk (of Oldenbarneveldsdijk) tussen Callantsoog en Huisduinen in 1610 [zie venster 1610] ontwikkelde zich oostelijk daarvan een gebied met slikken, schorren en stuifduintjes. Met in het westen ervan, langs de Zanddijk, de enige verbinding met Huisduinen/Den Helder en de vloot. Een erg slechte weg vol met grote gaten waarover wagens met paarden ervoor hun weg zochten van en naar Jagerslust in 't Zand [zie venster 1819-1824].


Kaart van Den Helder en het Koegras naar Dirk Pietersz. Abbestee, 1676

Bedijking
Vanaf 1610 waren er af en toe plannen om dat Koegras te bedijken. Maar tot 1817 kwam het er niet van: te duur!. Koning Willem I wilde echter snel een kanaal tussen het Nieuwediep, de haven van Den Helder, en Amsterdam. [zie venster 1819-1824] Dus kocht Domeinen voor 52.000 gulden van de eigenaren van de heerlijkheid Callantsoog het stuk van het Koegras dat het nog niet bezat: het (Callants-)Oger Buitenveld. Het gedeelte dus dat in 1990 bij de gemeente Zijpe kwam.


Het Zijper gedeelte van het Koegras, 1900

Het rijk schreef in 1817 een lening uit van 1.118.000 gulden, in obligaties van 500 gulden tegen 6% rente, om de bedijking mee te financieren. Meteen werd begonnen met de aanleg van de Koegras Zeedijk in het oosten om het gebied te beschermen tegen de Wadden-/Zuiderzee. En daarlangs werd het Koegras Kanaal gegraven, het eerste stuk van het latere Groot Noordhollandsch Kanaal. In 1818 kwam het werk gereed. Ruim 4000 hectare.

'Polderjongens'
Enkele honderden werklieden van heinde en verre, polderjongens of poldergasten genoemd, voerden het werk uit. Ze werkten van 's morgens 5 tot 's avonds 7 uur, met vier schaften. Ze sliepen in veelal zelfgemaakte houten keten. Hun eten werd bereid door de 'keetvrouw', meestal de echtgenote van de 'putbaas', die voor 12-15 man een deel van het werk had aangenomen. De beloning voor dit zware werk was meestal matig tot slecht en de arbeiders werden ook nog eens afgezet door de leveranciers van drank en gereedschap.

'Woestijn'
Na de bedijking in 1817/18 kwamen er 25 boerderijen in het Koegras, maar verder gebeurde er niet zoveel in het grote gebied. In 1836 woonden er maar zo'n 300 mensen; Domeinen stichtte een eenklassig schooltje voor 30 leerlingen. De 20-jarige Hendrik Daarnhouwer werd de meester. Maar in 1841 schreef Nicolaas Beets: 'de woestijn van het Koegras'. Het was inderdaad vooral een grote leegte.

Verkoop
Al in 1818 was Domeinen van plan om het Koegras bij veiling te verkopen, maar dat gebeurde uiteindelijk pas in 1849. Toen kocht de schatrijke koopman en bankier mr Pieter Loopuyt uit Schiedam het voor afgerond 690.000 gulden. Loopuyt was ook gemeenteraadslid en wethouder van Schiedam en later lid van de Eerste Kamer.


Mr. P. Loopuyt, die in 1849 het Koegras kocht

Door twee relaties liet de in 1791 geboren Loopuyt een rapportje maken over de stand van zaken en toekomstmogelijkheden van het Koegras anno 1849. De grond werd vooral geschikt geacht voor het weiden van hoornvee en schapen alsmede als hooiland. Akkerbouw (haver, gerst en kanariezaad) was er maar bijzaak. Bomen groeiden er nauwelijks en er stonden maar 52 behuizingen.

Ontwikkeling
Onder leiding van Loopuyts schoonzoon jhr.mr C. van Foreest te Heiloo, de latere dijkgraaf van de Hondsbossche en befaamd Tweede Kamerlid, werd het Koegras vooreerst beheerd. Met J. Swerver (opzichter van Rijkswaterstaat te Alkmaar en rentmeester voor de Noord-Hollandse bezittingen in de Wogmeer en de Zijpe van graaf Bentincks voorganger baron Van Heeckeren van Wassenaer te Diepenheim) als administrateur. Binnen drie jaar verrezen er 19 flinke nieuwe boerderijen, werden vier dwarsvaarten gegraven voor de afwatering (Callantsoger-, School-, Doggersvaart en de Middenvliet), sluisjes, wegen en bruggen aangelegd. Het inwonertal groeide tot 1870 aan naar 573.


Jhr.mr C. van Foreest in 1876

Toen Loopuyt begin jaren 1870 overleed werd de waarde van het Koegras getaxeerd op ruim 2 miljoen gulden. Tot 1904 leidde jhr.mr Dirk van Foreest, kantonrechter te Schagen, het polderbestuur. Vijf jaar later verrees in het centrum van de polder een dorpskern. De naam zou eigenlijk Loopuytdorp worden, maar naar aanleiding van de geboorte van kroonprinses Juliana in 1909 kreeg het haar naam. Julianadorp was en bleef onderdeel van de gemeente Den Helder en breidde zich sterk uit in de loop der jaren.

Bronnen:

 
Tekst: Frank van Loo