[logo Zijper Museum]
>

[Homepage ZM] --> [Canon van Zijpe] --> [1846-1870]

Canon van (de) Zijpe
overzicht
-2600   719   920   1200   1230   1421  
1551   1552   1553   1557   1596   1597   1600   1609   1610   1669   1701   1722   1733   1785   1799  
1800   1817   1819   1845   1846   1865   1880   1898   1912   1913   1916   1929   1934   1940   1957   1960   1970   1997   1999

Venster 26:
1846-1870: De nieuwe Anna Paulowna-polder bij de gemeente Zijpe

Op 29 juli 1844 kreeg de 'Maatschappij tot indijking van den Anna Paulowna Polder' voor 20.000 gulden 5100 ha tussen de bedijkingen van het Koegras, de Zijpe en de Wieringerwaard of anders gezegd het zuidelijk deel van het Balgzand. Plus toestemming tot afdamming van dat gedeelte der Zuiderzee. Het werk zou in twee gedeelten worden uitgevoerd: eerst het gebied ten westen van het Oude Veer (3150 ha) en later het oostelijk deel. Het eerste deel zou voor 615.000 gulden uitgevoerd worden door de fa. Langeveld & Co., waar Joost Lanser te Zijpe deel van uit maakte. Hij was de pachter van de jaagdienst langs het Noord-Hollands kanaal, aannemer en van 1848 tot 1855 dijkgraaf van de Zijpe.

De start van de werken was op 31 maart 1845 op de schorgronden van de Koegraszeedijk bij de Kwelderbeek [nu De Kooy]. De bedijking van het oostelijk deel vond plaats in 1846. Maar die ging met technische en financiële problemen gepaard. Gouverneur Van Ewijck van Noord-Holland ging om de zaak te redden een exploitatiemaatschappij leiden. In 1847 werden verkaveling en bemaling gerealiseerd, plus 'de wijze waarop de polder als nu zou worden bevolkt en in cultuur gebragt worden'.


Dit kaartje uit 1865 laat zien dat de Zijpe en Anna Paulowna één gemeente vormden.

Ingedeeld bij Zijpe
Koning Willem II bepaalde dat de in te dijken gronden voorlopig zouden behoren tot de gemeente Zijpe. Maar daar was die gemeente helemaal niet gelukkig mee. Naast de overlast van 1700 tot 1800 polderwerkers waren er de financiële consequenties. Allerlei voorzieningen in de nieuwe bedijking, zoals politie, onderwijs en armenzorg, zouden voor rekening van Zijpe komen. Terwijl de aanvankelijk grotendeels minvermogende bevolking van de Anna Paulownapolder weinig gemeentelijke belasting betaalde. Er moest dus dik geld bij en van steun van de rijksoverheid was geen sprake.

Kolonisatie
Van de polderjongens bleven er, zeker toen ook de laatste sloten en greppels gegraven waren, niet zoveel hangen, behalve een aantal meest uit Zeeland afkomstige werkers van het eerste uur. De 'kolonisten' vervolgens kwamen overal vandaan. In 1847 ontstond aan het westeinde van de Molenvaart de zogenoemde Gelderse Buurt: 34 stenen arbeidershuisjes. Dominee Heldring te Zetten in de Betuwe stuurde, meteen na een oproep van jhr.mr. C. van Foreest [zie venster 1817/18], 25 arme gezinnen naar de grote zandwoestijn die de polder aanvankelijk was.


Gelders huisje aan de Molenvaart.

De meeste geldschieters wilden veel te snel en teveel resultaat zien en wilden (of konden) niet meer geld in de polder investeren. Nog in 1856 waren de opbrengsten gering en de kosten hoog. Maar de kentering kwam toen boeren uit de omgeving grond kochten of pachtten in de polder en een aantal 'heren' met voldoende inzicht en kapitaal er zich vestigden: J.H. en D. van Foreest, Th.J. Waller, J.A. Zur Mühlen, J.J. Enschedé en M.J. Tiele (ook administrateur van het Koegras). In 1860 telde Anna Paulowna 1000 inwoners, in 1871 al 2100 (1200 manlijke en maar 900 vrouwelijke).

Zelfstandigheid
Al in 1855 deed een dertigtal inwoners onder leiding van dijkgraaf J.C. de Leeuw een eerste poging tot verzelfstandiging. Als argument werd onder meer gebruikt dat het gemeentehuis in Schagerbrug te ver weg was.


Dijkgraaf en later burgemeester van Anna Paulowna J.C. de Leeuw.

Een dagloner die aangifte moest doen van een geboorte of sterfte zou een dagloon derven. Maar de hogere overheden voelden er niets voor. Geschat werd dat de toen ruim 800 zielen goed waren voor 600 gulden gemeentebelasting per jaar, terwijl de begroting 1850 gulden bedroeg. Dan zouden rijk en provincie ieder ruim 600 gulden per jaar moeten subsidiëren. Dat moest maar niet.

Op 1 februari 1866 bepleitte de gemeenteraad van Zijpe, met ingezetenen, verzelfstandiging. Er moest een tweede school komen, in Breezand en dat zou 11.000 gulden investering van Zijpe vergen. Maar tevergeefs. Op 7 april 1869 verzocht de gemeenteraad het opnieuw. En dijkgraaf De Leeuw c.s. lieten in september van dat jaar in Haarlem een 'Memorie strekkende tot toelichting van het verzoek, gedaan door de ingezetenen van den Anna Paulowna Polder, om deze indijking te verheffen tot eene zelfstandige gemeente' van 18 pagina's drukken [ZM inv.nr.4034] en versturen naar de hogere overheden. Nu met succes. Per 1 januari 1870 werd Anna Paulowna een zelfstandige gemeente [hoe lang nog?] en dijkgraaf J.C. de Leeuw werd de eerste burgemeester.

Bronnen:

 
Tekst: Frank van Loo