Expositie in het Zijper Museum van 1 december 2002 t/m 23 maart 2003
Op basis van de fotocollectie van de heer Cees de Groot (Petten,
voorheen St. Maartens(vlot)brug), foto's e.d. van de familie Bestevaer
(Oudorp) en mevrouw Van den Ouden-van Buuren.
Scheepsmodellen in
bruikleen van de familie Bestevaer, Museum Vreeburg (Schagen), familie
Paarlberg (Heerhugowaard) en Museum De Broeker Veiling.
Coördinatie en organisatie: Pauline Ravestijn en Jan E. de Boer;
Vormgeving: Cor Schoemaker.
Inleiding
Beurtvaart is het vervoer over binnenwateren met schepen, die een geregelde dienst onderhouden tussen twee of meer plaatsen. In het verleden kende de beurtvaart een grote bloei, maar met de opkomst van het vervoer per vrachtauto (bode-diensten) nam de belangrijkheid snel af. Als beurtschipper konden alleen 'vertrouwde personen' toegelaten worden. Ze waren immers vaak 'wissellopers' en 'kassiers' voor de firma's voor wie ze goederen vervoerden. Ook moesten ze er zorg voor dragen dat de belastingen van de door hen vervoerde producten betaald werden.
Na de definitieve bedijking van de Zijpe in 1597 werden in de loop van de zeventiende eeuw de waterwegen naar (en van) Alkmaar verbeterd. Toen konden de beurt- of marktschippers een belangrijke rol gaan spelen. Zij waren het die de producten van de polder de Zijpe naar Alkmaar en Amsterdam (ook over de Zuiderzee) brachten en vele benodigdheden als bouwmaterialen, turf (brandstof) en bier naar de Zijpe mee terug namen. Aanvankelijk zorgden ze ook voor het passagiersvervoer. Maar al snel kwam er speciaal daarvoor het 'Here schuytje', dat met subsidie van het Zijper polderbestuur eenmaal per week heen en weer naar Alkmaar voer. Voorts was er in de republiek der Nederlanden een heel netwerk van trekvaarten. Door de Zijpe liep de belangrijke trekschuit-verbinding Alkmaar - Huisduinen/Den Helder. Een drukke route vanwege de vloten die zich op de rede van Texel gereed maakten om uit te varen. Het traject Alkmaar-Schagerbrug-'t Zand ging aanvankelijk per trekschuit, de rest per wagen. Door de geringe diepte van de Zijper Groote Sloot waren de beurtschepen hier klein, maximaal vijf last. Een last was 2,8 kubieke meter. Vijf last kwam ongeveer neer op een scheepje van ruim zeven meter lang en 2,25 meter breed.
Beurtschippers in de 17e en 18e eeuw
Zie voor een uitgebreide levensbeschrijving van marktschipper (en bierhandelaar) Claes Poorter (1655-1721) uit Oudesluis: de special van de Zijper Historie Bladen jrg. 18 nr. 5 (december 2000). |
Na 1800
Volgens het Registre Civique van 1811 waren er in de Zijpe 22 beurtschippers, met in totaal drie knechten. Twee daarvan voeren op Amsterdam, de zogenoemde kalverschuiten. Ondanks de strakke reglementering van de beurtvaart was er toch concurrentie. Schippers van elders (uit Wieringerwaard, van Wieringen of na 1845 uit Van Ewijcksluis), die door de Zijpe voeren, namen zo nu en dan daar personen of goederen mee. Dat leidde tot klachten en dan werd de oude keur, die zulks verbood, weer eens vernieuwd. De sanctie was een boete van honderd gulden, die ten goede kwam aan de algemene armen. Zowel de schipper als de passagier of de eigenaar van de meegegeven goederen moesten dat bedrag betalen. Schipper Gerrit Grotewal uit Schagerbrug beklaagde zich in 1820 over zijn collega Post uit de toen nog zelfstandige gemeente Petten. Die posteerde zich met zijn scheepje aan de Burgerbrug, op de ligplaats voor de jaagschuiten, om aldaar passagiers en goederen te kunnen innemen of ontschepen... Schipper Grotewal onderhield de verbinding Schagerbrug-Alkmaar, met een vaartijd van vier uur.
Na de opening van het Noordhollands kanaal eind 1824 ging veel vervoer te water door dit kanaal. Later ook per stoomboot. In 1904 was er een dagelijkse jaagdienst van Schagerbrug naar Alkmaar en voorts twee keer per week diensten van 't Zand, Oudesluis en de Stolpen naar de kaasstad en van Oudesluis naar Amsterdam. Eerder al, in 1898, had schipper S. Ligthart van Schagerbrug zijn (petroleum)motorboot gekregen. In 1921 waren er acht motorschuitdiensten:
Bronnen:
Winkler Prins 1970;
Zie ook: Ab Tiel, Rond de Hoge Sluis, p. 119-122 (gaat over beurtschippers Kleijn (1841), Asjes (1903) en Cees Silver Sr. en Jr. van ca 1900 tot 1945. |