Geschiedenis van Callantsoog

L.F. van Loo

Uit: Wat een pracht; Monumenten en Bezienswaardigheden in de gemeente Zijpe
Auteur: L.F. van Loo

Voor zover bekend is de oudste vermelding van Callinge (de oorspronkelijk naam), een van de bezittingen van het klooster van Egmond, in 920 na Chr. Het betreft een oorkonde, die 150 of 200 jaar later werd aangevuld of herschreven.
Het eerste Callinge lag circa 5 km. westelijk van het huidige dorp Callantsoog op een strandwal. Bij de eerste Allerheiligenvloed van 1170 zou het weggevaagd zijn. De strandwal werd in diverse duineilanden opgedeeld, op een waarvan (‘t Oghe) het tweede dorp Callinge kwam te liggen. De latere naam Callantsoog komt van Callinge op ‘t Oghe.

Kaart Holland’s Noorderkwartier met links in het midden Callinge, het huidige Callantsoog.

Heerlijkheden

Omstreeks 1214 omvatte Callinge hoeven en landerijen die eerder door graaf Dirk I aan het klooster van Egmond waren geschonken. Bijna 40 jaar later gaf graaf Willem II Callinge in leen aan de belangrijke Hollandse leenman Willem van Brederode. Tot aan het eind van de 16e eeuw bleef het, met slechts enkele onderbrekingen, onder beheer van de Brederodes. In 1610 werd de heerlijkheid verkocht aan vier heren: de broers David en Johan Colteman, hun neef Albert de Veer en Philips Doublet – ieder een vierde deel.

Callinge op ‘t Ogne, het huidige Callantsoog; uitvergroting van de kaart Holland’s Noorderkwartier in 1300

Eiland af

Inmiddels was Callinge al niet meer op een eiland gelegen. Door de Zijperzeedijk (1552) werd het immers verbonden met het vasteland bij Petten (Pethem bi der Zipe). In 1610 verbond de Van Oldebarneveltsdijk het voormalige eiland met het ten noorden gelegen duineiland Huisduinen.
Sedert 1200 was men rondom ‘t Oghe al met aandijkingen in de weer. De eerste betrof de tegenwoordige Zandpolder ten noorden, vóór 1328. Begin 16e eeuw ontstond binnen die Zandpolder door de drooglegging van een wiel de Boskerpolder. En in 1536 werd de Jewel, ten noordoosten van ‘t Oghe, bedijkt. Dit alles vooral ook ter extra bescherming van het eilandje tegen de zee.
De Noord- en Zuid Schinkeldijk vormden de verbinding met de Zijper zeedijk. De tussen deze dijken gelegen grond werd hierbij ingepolderd en vormde zo de Uitlandsche polder. Alle genoemde polders tezamen vormden in 1612 de Polder Callantsoog, die 773 ha omvat.
In de 15e en 16e eeuw stonden er in Callinge 150 tot 220 meest schamele behuizingen; men leefde er van (kust)visserij op haring, schol, schelvis en kabeljauw, alsmede van kleinschalige landbouw, vooral veeteelt, op de arme zandgronden.

Het derde dorp

De tweede Allerheiligenvloed van 1570 maakte een einde aan het tweede dorp Callinge. Kort erna begon men met de bouw van het derde dorp — de kern van het huidige. In de rond die tijd gebouwde kerk van Callantsoog hangt een groot wandbord uit 1741 met een berijmd jaartallen-overzicht.

Duinvorming

Door de 16e en 17e eeuwse bedijkingen kon duinvorming optreden. Tussen de meest westelijke buitenduinen en het middenduin ontstond een vallei, het Zwanenwater geheten. Deze vallei bevatte een groot duinmeer, dat na 1868 door instuiving in tweeën werd gesplitst. De twee meren zijn tezamen 60 ha. en daarmee de grootste duinmeren van Nederland. De duinen in het 573 ha. grote Zwanenwater heten de Zuiderduinen. Ten noorden van het dorp Callantsoog kwamen in de 18e eeuw langs de Van Olderbarneveltsdijk ook duinen tot ontwikkeling: de Noorderduinen. De hoogste duintoppen vinden we bij Callantsoog, ze zijn 28 meter hoog.

Groote Keeten

Bij de aanleg van die Van Oldebarneveltsdijk in 1610 werd een “bekwame keet” op de Helmdijk gezet die diende als onderkomen voor de dienstdoende raden. Deze keet was het begin van het buurtschap Groote Keeten. Het bestond van oudsher uit enkele boerderijen en arbeiderswoningen langs de Helmweg en de daaraan parallel lopende, maar door een duinregel gescheiden, Achterweg.

Abbestede

Het buurtschap Abbestede is niet meer dan een kleine nederzetting bestaande uit enkele boerderijen, gelegen in de Polder Callantsoog langs een deel van de voormalige Rechtendijk. In het verre verleden stonden er enkele boerderijen van de Abdij van Egmond. De naam Abbestede komt voort uit Abbe (=Abdij) en Stede (=boerderij of hoeve).

Oorlog

De heerlijkheid Callantsoog bleef op de oude voet tot 1798. Men leefde van visserij (onder meer walvisvaart op Groenland) en landbouw en veeteelt, vooral koeien en schapen. In 1799 lagen 10 tot 11 weken 700 Engelse dragonders met paarden in Callantsoog. De kerk werd als stal gebruikt en voorts waren er ook nogal wat verwoestingen in het dorp als gevolg van het oorlogsgeweld. Het vee werd, zonder betaling, door de Engelsen (en Russen) in beslag genomen.

Inwonertal

In 1806 telde Callantsoog nog maar 178 inwoners. Twee jaar later leefden er 58 huisgezinnen. Er was een onderwijzer en een vroedvrouw; voorts twee winkeliers, twee schoenmakers, twee tappers, een voerman, een eendenkooihouder, 11 zeevarenden, 20 dagloners en 17 boeren. Sommige lieden hadden een combinatie van inkomstenbronnen. Zo waren er 26 mensen die in totaal 702 schapen hielden.
In 1818 werden in het ten noorden aan de Polder Callantsoog grenzende gebied ‘De (Heerlijkheids)Landen onder Callantsoog’ (na 1909 Polder ‘t Hoekje) en de Polder Het Koegras (of Buitenveld) drooggelegd, ten tijde van en in samenhang met de aanleg van het Noordhollands kanaal. Het zuidelijk deel van de Polder Het Koegras werd onderdeel van Callantsoog.

Zelfstandig

Met de ‘heerlijkheid’ was het in 1851 definitief gedaan — ook Callantsoog werd een gemeente, met een gekozen bestuur. Er woonden toen 519 mensen in deze gemeente. Het hoofddorp bestond uit niet veel meer dan ‘De Buurt’ met circa 50 huizen en panden — het huidige Dorpsplein. Het was een open stuk duinterrein met aan weerszijden onder meer enkele stolpboerderijen en arbeiderswoningen. Een grote brand in 1874 verwoestte de gehele oostzijde: 15 panden, waaronder de pastorie, het raadhuis, de herberg en het armenhuis, gingen in de vlammen op.

De Nieuwe Laag (nu het Dorpsplein) met het Dorpskoffiehuis en de Nederlands Hervormde kerk te Callantsoog

Badplaats

Het gemeenteverslag over 1880 vermeldt: enkele wegen zijn inmiddels verhard, waardoor “deze zeeplaats thans meer dan vroeger door elders wonenden (wordt) bezocht en is door de kastelein J. Mooij een badkoets aangekocht waarmede gelegenheid wordt gegeven de Noordzee baden te gebruiken. In 1880 zijn daarmede 450 baden genomen”.
Het begin van Callantsoog als badplaats was er. In 1889 verrees voor het dorp op het duin (de Zanddijk) de zogenaamde ‘badtent’ (later badpaviljoen ‘Zeezicht’), maar het toerisme stelde nog weinig voor.
In 1914 opende Piet Vors een kleine dorpstimmerman en aannemer, zijn hotel ‘Duinzicht’ met 11 kamers. Hij had twee badkoetsjes gemaakt voor de baderij en vijf standstoelen gekocht. Op 27 maart 1918 werd de VVV opgericht; de eerste pensionlijst telde vijf namen. Het jaar erop kwam er ook een VVV in Groote Keeten. Na 1920 kwam de vaart er wat in en bracht het verhuren aan badgasten meer welvaart in het in de 19e eeuw zo arme Callantsoog. De vooruitgang ging verder, want in 1923 kwam er elektriciteit en waren er busverbindingen met Schagen en Den Helder.

De Oude Laag (nu het dorpsplein) met rechts de boerderij van tante Jaantje te Callantsoog.

1940-1945

De tweede wereldoorlog vormde echter een hevige onderbreking. Bij het uitbreken ervan telde de gemeente 1108 inwoners. Op 11 augustus 1942 werd de blijvende ontruiming van het hele dorp Callantsoog gelast; dat moest binnen 10 dagen gebeuren. De inwoners en vele Helderse evacuees dienden elders maar een onderkomen te zoeken. Voor die dorpsbewoners die onmisbaar waren voor de openbare diensten werden een aantal houten zomerwoningen (sinds 1936 hier en daar verschenen) verplaatst. Die nieuwe nederzetting werd al snel ‘Holywood’ gedoopt in de volksmond.
In 1943 moest de hele kom van het dorp op last van de weermacht afgebroken worden (‘Schutzfeld’). De burgemeester bemiddelde echter met succes en uiteindelijk werden niet meer dan 30 panden afgebroken. Maar op 22 mei 1943 velde een munitie-explosie zes panden (hotel Duinzicht t/m de manufacturenzaak van Kees van Eck). Volgens een ooggetuige was op de kerk geen dakpan meer te vinden en zaten er grote gaten in de houten toren. Op het kerkhof werden tal van grafstenen omvergeworpen en beschadigd.

Gevolgen ontploffing munitiedepot op 27 april 1943
  © Copyright foto: Niestadtcollectie Zijper Museum

Toerisme en Uitbreiding

Eerst in 1953 was de wederopbouw zo goed als voltooid. Het toerisme bereikte in 1950 al weer het vooroorlogse peil van 12.000 overnachtingen. In 1968 was dat al opgelopen tot 334.000.
Ook Groote Keeten breidde zich wat uit na 1850. Er vond enige verdichting vanb de bebouwing plaats met onder meer een groot winkel/woonhuis/cafepand (1909), melkfabriek ‘De Onderneming’ (1910) en een smederij (1911) — alle langs de Helmweg. In 1924 werd dwars door het buurtschap de Duinweg van Callantsoog naar Den Helder aangelegd. Na 1945 ging het toersime er een grote rol spelen, in verband met de zeer gunstige ligging bij een strandopgang.
In 1986 telde de gemeente Callantsoog 2674 inwoners; per 1 januari 1991 werd het een onderdeel van de gemeente Zijpe.

Niestadt fotocollectie Callantsoog
Zie ook een selectie van de foto’s die de persfotografen Niestadt uit Schagen in de jaren 1940-1980 maakten van Callantsoog.

Zie ook:
— Historische Vereniging Callantsoog

Scroll naar boven
"Zuiderzon - toen en nu" op zondag 8 oktober

Deze bijeenkomst is tot nader order uitgesteld