[logo Zijper Museum]
>

[Homepage ZM] --> [Canon van Zijpe] --> [920-940]

Canon van (de) Zijpe
overzicht
-2600   719   920   1200   1230   1421  
1551   1552   1553   1557   1596   1597   1600   1609   1610   1669   1701   1722   1733   1785   1799  
1800   1817   1819   1845   1846   1865   1880   1898   1912   1913   1916   1929   1934   1940   1957   1960   1970   1997   1999

Venster 3:
920-940: 28 Grafelijke hoeven in Kallingen (Callantsoog)

Deense heersers
In de 9e eeuw, tot 885, waren uit Denemarken afkomstige heersers (Noormannen), zoals Rorik, heer en meester in deze streken. Rond 850 waren ze door de Frankische koningen aangesteld om hier hun belangen te behartigen en vooral om het kustgebied te verdedigen. Dat lukte heel aardig want de beruchte plundertochten van de Vikingen kwamen in wat nu Holland is niet of nauwelijks voor. Na 885 namen de West-Friese graaf Gerulf en zijn opvolgers de rol van de Denen over.


Reconstructie door H. Schoorl van de Kop van Noord-Holand omstreeks 1300

De graven van Holland
Achter de toen nog gesloten duinenkust tussen Petten en Huisduinen – veel westelijker dan de huidige kustlijn – stonden omstreeks 920 al 28 hoeven met landerijen. Ze waren eigendom van graaf Dirk I, de tweede graaf van ‘Holland’ (zoon van Gerulf), die vermeld wordt in de jaren 916 tot 928.
Het gebied waar de grafelijke hoeven stonden waterde waarschijnlijk af op een estuarium [een door getijdestromen verbrede, trechtervormige, open riviermond], dat later onder de naam de Zijpe een sterke uitbreiding zou krijgen. Tussen de zee en het uitgestrekte veengebied meer landinwaarts bevonden zich langs de kust strandwallen met daartussen lager gelegen strandvlakten. Op de strandwallen lager akkerbouwcomplexen – geesten genoemd – met de daarbij behorende bebouwing van boerderijen. De lager gelegen strandwallen zullen als weiland hebben gediend.

Veenontginning
Vanuit deze lokatie zou men oostwaarts het veen zijn gaan ontginnen. Die ontginning was in de 9e eeuw vanaf Texel en Wieringen gestart en ging vervolgens heel geleidelijk in zuidelijke richting. Om te kunnen boeren moest het veen droger gemaakt worden. Dat gebeurde door slootjes in het metershoog boven zeeniveau gelegen veen te graven om te ontwateren. Zo ontstonden langgerekte kavels met een boerderij aan de kop. Door die slootjes ter ontwatering kwamen de plantenresten waaruit de veenkussens bestonden in contact met de buitenlucht en verteerden alsnog. Door ploegen werd de daling van het maaiveld versterkt: soms meer dan een meter per eeuw. Dat gaf het eerst in de oudste ontginningen problemen – in de loop van 12e eeuw. Ook omdat kort na het jaar 1000 het zeegat de Zijpe breder werd en omstreeks 1200 het Heersdiep tussen Callantsoog en Huisduinen en wat noordelijker het Marsdiep ontstonden.


Reconstructie van de kuststreek in de 9e eeuw. De huidige kustlijn is gestippeld weergegeven

Schenking
Dat van die 28 hoeven omstreeks 920 blijkt uit rond 1200 aangevulde of herschreven oorkonden van het klooster Egmond. Daarin staat dat dit klooster, naast vele bezittingen elders, in de streek van Callantsoog 14 hoeven en landerijen bezat. Op enig moment zou de helft van het grafelijke bezit van 28 stuks door de graaf aan het rond 980 door graaf Dirk II (vermeld 970-988) gestichte benedictijnenklooster geschonken zijn. Mogelijk ten tijde van de stichting als een soort ‘startkapitaal’.


Graaf Dirk II (970-988), op een gravure uit 1745

Graaf Dirk I zou eerder een poging gedaan hebben om een nonnenklooster in Egmond van de grond te krijgen; de schenking zou ook toen gedaan kunnen zijn. Een nonnenklooster zou er in Holland pas in 1133 komen, ten tijde van graaf Dirk VI, in het ‘Zuid-Hollandse’ Rijnsburg.
Het klooster Egmond van omstreeks 980 kwam bij het graf van Adalbert(us), de compaan van Willibrord en Bonifatius rond 700-754, die vooral missionaris in Kennemerland was geweest. Deze kloostergemeenschap van Sint-Adalbert in Egmond was belangrijk voor de grafelijke familie, die er een hechte band mee had. Door schenkingen van grond werd dit klooster een economische grootmacht in het graafschap. Het grondbezit lag verspreid over Noord- en Zuid-Holland, tussen Callantsoog in het noorden en de Maas in het zuiden.


12e eeuwse timpaan, ingemetseld boven de ingang van de abdijkerk van het klooster Egmond

In de loop van de 12e eeuw teisterden stormvloeden de Kop van Noord-Holland. De strandwal werd op meerdere plaatsen doorbroken, de Zijpe werd een zeegat en zo ontstonden het Heersdiep tussen Callantsoog en Huisduien en het Marsdiep tussen Huisduinen en Texel. Huisduinen en ’t Oge (Callantsoog) werden waddeneilanden [zie item ca. 1200-1553]. De uitgestrekte veenontginningsgebieden veranderden in een waddenlandschap.


Ruïne van de abdij van Egmond, door de geuzen verwoest in 1573 ten tijde van het beleg van Alkmaar door de Spanjaarden; gravure 1732

Bronnen:


 
Tekst: Frank van Loo