![]() | > |
St.-Elisabethsvloed
Jan van Egmond had pech: in de nacht van 18 op 19 november 1421 spoelde de beruchte St.-Elisabethsvloed een
deel van de smalle (Hondsbossche) kustduinen weg, waardoor z'n landerijen overstroomden. Maar de Pettemer
bevolking had nog veel meer pech. Men vluchtte voor de overstroming naar de wat hoger gelegen kerk van Petten,
maar die werd omringd door het zeewater en stortte uiteindelijk toch in. Ongeveer 400 Pettemers zouden daarbij
omgekomen zijn. Slechts drie overleefden de ramp met de kerk, waaronder de priester Adalardus, die later
pastoor van Groet zou worden.
Het mirakel van het Heilige Bloed
Door de overstroming in november 1421 kwam het zeewater in de laagte waar nu het Noord-Hollands kanaal is en
zelfs tot in de buurt van Bergen (Zanegeest). Daar vond de schout de volgende dag een kistje met de
kerkschatten van Petten. Inclusief de ciborie, het mooie doosje met de heilige olie en de hosties. Het in dat
doosje gedrongen zeewater werd in de kerk van Bergen in een schaal gegoten en weggezet. Een half jaar later,
rond Pinksteren, bleek dat zeewater verdwenen en in de schaal lag een laagje rood stof. Dat moest bloed van
Christus zijn, 'het mirakel van het Heilig Bloed'. Dat leidde tot de bouw van een kapel te Zanegeest, tussen
Alkmaar en Bergen. Daar trokken jaarlijks rond Pinksteren grote aantallen pelgrims heen. Bergen werd een bekend
bedevaartsoord. Ook tegenwoordig is er nog geregeld een stille omgang.
Voortdurende kustverdediging
In 1422 is op bevel van de graaf het gat in de duinenrij gevuld door mensen uit de Kennemer dorpen. Tien jaar
later wierpen de Rijnlanders (bezuiden Haarlem) een zanddijk op achter de gehavende duinen, de zogenoemde
Rijndijk. Filips van Bourgondiƫ (1419-1467) bepaalde in 1466, op grond van een inspectierapport, dat er een
slaperdijk achter die zanddijk gelegd moest worden. Elf jaar later kreeg Haarlem als 'hoofdstad' van
Kennemerland bij octrooi van Maximiliaan van Oostenrijk toestemming om een omslagregeling voor het
Noorderkwartier te maken voor het onderhoud van de zeewering.
Geleidelijk tekende zich een organisatie af, die zou uitgroeien tot het hoogheemraadschap van de Hondsbossche
en Duinen tot Petten. Zeker nadat keizer Karel V in 1555 een zelfstandig waterschap instelde.
Vanaf 1506 waren er strandhoofden gebouwd, imposante bouwwerken van eikenhout, 85 meter lang en 3,5 meter
breed. En langs de duinvoet kwam een 500 meter lange eiken palenrij, opgevuld met klei.
Twee nieuwe Zijper gaatjes
Door de St.-Elisabethsvloed van 1421 ontstonden twee nieuwe 'Zijper gaatjes' in de duinenrij benoorden Petten.
Bij stormvloeden sloeg daar zeewater door; water en wind, aanvoer uit zee en verstuiving zorgden voor vulling
en ophoging van het westelijk deel van de Zijper boezem.
Bij noordwester storm bedreigde het in die boezem opgestuwde zeewater de Westfriese Omringdijk in het oosten en
de Schoorlse Zeedijk in het zuiden. Wanneer zou die Zijpe eindelijk eens helemaal bedijkt gaan worden zullen
vele Westfriezen zich herhaaldelijk afgevraagd hebben.
Bronnen:
Tekst: Frank van Loo