![]() | > |
Maar hij keeg van keizer Karel V alleen toestemming voor de Zijpe. Evengoed nog een flink gebied. Met 6600 ha verreweg de grootste landwinning van de 16e eeuw. De keizer eiste 10 procent van alle aangewonnen grond op. Van Scorel maakte alvast een fraaie kaart van de bedijkte Zijpe met zeven dorpen en evenzovele kerken (vernoemd naar de belangrijkste basilieken van Rome, waar hij in 1522/23 gewoond en gewerkt had [zie venster 1551/52].
In de zomer van 1552 maakten de bedijkers een zeedijk tussen de Westfriese Omringdijk bij Schagen/De Keins
en Callantsoog/Abbestee en vandaar een stuifdijk tot aan de Schoorlsche zeedijk bij de Slaper(dijk) van de
Hondsbossche bij Petten. In de zomer van 1553 bleken die dijken alweer grotendeels verdwenen. De ervaren
bedijker Andries Vierlingh werd toen te hulp geroepen voor advies [zie venster 1553].
Van Scorel had op de beurs van Antwerpen vaten vruchtbare klei laten zien, maar het overgrote deel van de
Zijpe was bedekt met een dikke laag zand. In oktober 1553 kregen de investeerders door loting kavels grond
toegewezen in de nieuwe bedijking. Alle eigenaren van vruchtbare kavels (klei en zavel) werden verplicht
ook een aandeel in de slechte gronden (zand) te nemen. Dat om te voorkomen dat een groot deel van de nieuwe
polder als verstuivende 'wildernis'zou blijven liggen
Herdijking in 1556/57
Maar al in november 1554 sloegen stormen gaten in die nog verse dijken. Koning Philips II, die inmiddels
zijn vader Karel V was opgevolgd, betaalde evenwel de herdijking in 1556/57
Van die herdijking weten we meer door het onderzoekswerk van wijlen dr H. Schoorl. Een landmeter zette een te maken dijk uit in parken en per park werd met een aannemer een contract afgesloten om dat te realiseren. Die aannemers in de Zijpe waren geen kapitaalkrachtige lieden, maar veelal ondernemende keuterboertjes uit de directe omgeving of van elders. Ze werkten met familieleden en met tijdelijke krachten van her en der. Nogal wat van die kleine aannemers moesten hun park in de steek laten na tegenslagen als stormschade, afspoeling of verstuiving. Dat park moest dan opnieuw aanbesteed of in daggeld voltooid worden.
Het eigenlijke werk deden de karrers en de slechters. De karrers voerden met hun paard en kar het benodigde zand aan. Ze kregen 16 tot 20 stuivers per dag en kwamen meestal uit de directe omgeving, waar ze keuterboerden. Net als de aannemers, maar die namen meer risico. De karrers werkten in de zomer vier schaften van elk drie uur per dag, in de winter drie schaften. De slechters hadden alleen hun eigen schep. Voor 5 à 6 stuivers per dag egaliseerden ze de grond waarop de dijkwerken waren uitgezet en vervolgens verspreidden ze het door de karrers aangevoerde zand. Ze kwamen overal uit de Nederlanden vandaan en ook uit Duitsland en Denemarken. Er waren 'vrouwen, meyden en jonge guyten' bij; ze bivakkeerden op het werk. Wagens, molborden (ook om zand mee te verplaatsen) en planken vormden 's nachts 'het logement van de(ze) arbeyders'. Ze aten vooral roggebrood met soms wat kaas en ze dronken er (veel) licht bier bij.
Maar ook deze herbedijking hield niet lang stand. Want op 1 november 1570 sloeg de beruchte Allerheiligenvloed al toe. Hierbij zouden ruim 100 mensen en veel vee verdronken zijn. Van de inmiddels 80 huizen in de bedijking bleven er slechts zes gespaard.
Herstellen en doorsteken
Op 22 maart 1572 verleende de inmiddels in de Lage Landen op het toneel verschenen landvoogd Alva octrooi
voor herstel van de dijken. En zo geschiedde. Edoch, in juli 1573 zag Sonoy, gouverneur van prins Willem
van Oranje, verblijvend te Schagen, zich genoodzaakt om bevel te geven tot het doorsteken van de dijken
van de Zijpe en het vernielen van de wegen en bruggen. Om de Spanjaarden benoorden Alkmaar weg te houden.
Het is nog steeds de 80-jarige oorlog. Of het er aan bijgedragen heeft weten we niet, maar bij Alkmaar
begon wel, zoals bekend, de victorie in die oorlog met Spanje.
Bovendien braken rond kerstmis 1573 ook nog de Hondsbossche en de Oude Schoorlsche zeedijk door. Die hadden
in 1570 al veel geleden en waren door de oorlogsomstandigheden onvoldoende hersteld. De ellende was
compleet en de Zijpe raakte weer geheel aan de getijden (het zeewater) blootgesteld. In 1577 trachtte
Godert van Bocholt [zie venster 1557-1577] wel herbedijking in gang te zetten, maar deze grootgrondbezitter
en zoutzieder in de Zijpe stierf nog in datzelfde jaar. De bedijking zou nog zo'n 20 jaar die naam niet
mogen dragen.
Bronnen:
Zie ook:
Tekst: Frank van Loo