[logo Zijper Museum]
>

[Homepage ZM] --> [Canon van Zijpe] --> [1600-1625]

Canon van (de) Zijpe
overzicht
-2600   719   920   1200   1230   1421  
1551   1552   1553   1557   1596   1597   1600   1609   1610   1669   1701   1722   1733   1785   1799  
1800   1817   1819   1845   1846   1865   1880   1898   1912   1913   1916   1929   1934   1940   1957   1960   1970   1997   1999

Venster 13:
1600-1625: Petten in betrekkelijke bloei

We schrijven 1600, de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden is kunnen ontstaan door de militaire successen van Prins Maurits tegen de Spaanse bezetter en het politieke genie van Johan van Oldebarnevelt. De Zijpe is net definitief bedijkt. Petten bloeit.


Fragment kaart Doetecomius, 1600

Driehonderd
In 1514 telde Petten nog slechts 65 'haertsteden' (huishoudens met een eigen stookplaats), wat wijst op zo'n 300 inwoners. Callantsoog had toen 150 huishoudens en zo'n 700 dorpelingen. Petten stelde dus weinig voor, evenals in 1571. In dat jaar kon het dorp verwoesting door de Watergeuzen afkopen voor 80 gulden, terwijl Huisduinen 150 en Schoorl en Bergen zelfs elk 1500 gulden moesten betalen.

Groei naar flink dorp
Maar na het afschudden van het Spaanse juk volgde een flinke economische opbloei van de kustprovincies. Tot profijt van Petten; ook de bedijking van de Zijpe bracht veel werkgelegenheid. Het kustdorp zou in 1622 wel 1280 inwoners gehad kunnen hebben, mogelijk inclusief zo'n 150 in het tot de Zijpe behorende Hazepoldertje.


Gravure van Petten door C.J. Visscher, 1615

De gravure, die C.J. Visscher in 1615 van Petten maakte, toont een flink dorp met links de vuurboet (soort vuurtoren), die diende als baken voor de Pettemer loodsen en vissers. Rechts ernaast en links van het molentje het Gemeenelandshuis (bestuurscentrum) van het hoogheemraadschap de Hondsbossche en Duinen tot Petten, dat de bekende zeewering beheerde. Het dorp lag toen nog geheel in de duinen en de woningen stonden tot op de zeereep. Er was geen haven, de scheepjes werden op het strand getrokken.

Brief aan de prins
In 1613 schreven de Pettemers een brief aan prins Maurits. Daarin stond onder meer, vrij vertaald,
Het dorp ligt zeer gunstig voor 'de pilotagie' (het beloodsen) 'van groote schepen van westen comende'. Voorts wordt er veel vis gevangen, meer dan in enig ander dorp, waarmee niet alleen steden en het platteland in de buurt gevoed worden, maar die gezouten, gerookt en gedroogd ook in grote hoeveelheden 'buyten lants gescheept en vervoert' wordt.


Prins Maurits reisde in 1600 te paard langs de kust en betrapte de Pettemers in hun dagelijkse bezigheden: visvangen en vis verhandelen, loodsen, jutten etc.

Beloodsen en visserij
Pettemers hadden het niet zo op de koopvaardij en de walvisvaart [veel te lang van huis?]. Ze beloodsten liever. Dat wil zeggen dat ze de uit Indiƫ en het Middellandse zeegebied komende koopvaardijschepen, en oorlogsschepen, door het Marsdiep en over de Wadden-/Zuiderzee begeleidden naar Enkhuizen, Hoorn en Amsterdam. Het Noord-Hollands kanaal tussen Den Helder en Amsterdam kwam er pas tegen 1825 en het Noordzeekanaal ruim 50 jaar later. De loodsschuiten werden ook gebruikt, vaak met dezelfde stuurman en bemanningsleden, voor visvangst langs de kust. Op steurharing (te verwerken tot bokking), schelvis, kabeljauw, schol, schar, tong, makreel etcetera. Ook waren Pettemers betrokken bij de 'zoutharingvisserij' in het noordwesten van de Noordzee bij de Shetland-eilanden. Die visserij kwam omstreeks 1580 sterk op vanuit de 'haringstad' Enkhuizen. Rond 1600 voeren diverse Pettemer stuurlieden (zo werden de gezagvoerders van haringschepen altijd genoemd) voor Enkhuizer reders. Ze namen vaak mensen uit hun eigen dorp als bemanningsleden mee.


De visafslag op het strand bij Petten (vanuit het noorden)met links de vuurboet, omstreeks 1620

De storm van 1625
Maar toen kwam de storm van 8 maart 1625. Er zouden daarbij 100 van de circa 250 huizen in het dorp verwoest zijn. De bloei van Petten was maar van korte duur geweest. Langzaam maar zeker zakte het kustdorp terug naar het inwonertal van 1541, te weten zo'n driehonderd.

Bronnen:

 
Tekst: Frank van Loo