![]() | > |
De Hondsbossche en Pettemer Zeewering, van Kamperduin tot net voorbij de Hazedwarsdijk van 1598, was een zanddijk. En dus kwetsbaar; steeds weer was sprake van gevaar van doorbraak en de noodzaak van het overmollen* van de dijken en duinen bij Petten. Dat overmollen , en stormen, leidden tot afbraak en verloren gaan van huizen in 'Op-Sloot' en 'Oud-Petten'. Die twee wijkjes vormden samen een soort uitstulping ten noordwesten van de kleine Hazepolder ('Nieuw-Petten' genoemd, maar behorend bij de Zijpe).
*overmollen van duinen en/of zanddijken = aan de zeezijde afschrapen (met molborden) en het zand aan de landzijde opwerken.
Het Vlak
Net voor 1700 had de nieuwe Heer van Petten, de Alkmaarse regent Gerard van Egmond van
de Nijenburg, de Spreeuwen- of Vlakdijk laten aanleggen. In 1699 startte hij met het in
cultuur brengen van het door die Spreeuwendijk gevormde Pettemer Vlak, kortweg het Vlak
genoemd. Ten oosten van de Middelweg kwam agrarische activiteit, ten westen zou
geleidelijk bebouwing komen. Het begon met de kerk. Die stond in 1700 nog maar 20 meter
van de zee in Oud-Petten. Het dak stortte bijna in door het gewicht van het dagelijks
opstuivende zand en de muren waren overal gescheurd en gebarsten. In 1705 verrees de
nieuwe kerk op het Vlak, daar waar nu het oude kerkhof is.
Een soort volkstelling
Dankzij de in juli 1734 uit Hallum bij Groningen beroepen nieuwe hervormde predikant
Ds. Henricus Havingha weten we welke woningen en andere gebouwen in Op-Sloot en
Oud-Petten stonden, en wie er woonden. De nieuwe dominee was nog ongehuwd, had alle
tijd en legde na huisbezoeken een register aan van al zijn 'schaapjes'. Mr. J.
Belonje heeft dat register in de oorlog gelukkig overgeschreven. Gelukkig, want kort
daarna is de kerk waarin het lag compleet afgebroken op last van de Duitse bezetter.
W. Siewertsen reconstrueerde Op-Sloot en Oud-Petten en het proces van afbraak in de
18e eeuw.
Verplaatsing
Na 1701 werden de panden van Op-Sloot en Oud-Petten geleidelijk afgebroken en
verplaatst. Of ze bezweken in een storm, zoals in 1745. Het betrof toen maar liefst 30
panden. Gecommitteerde Raden van het Noorderkwartier [Noord-Holland boven het IJ] gaven
daarvoor geen schadevergoeding; wel voor de panden die moesten wijken vanwege het
overmollen van de zeewering. In 1748 was het naar het Vlak verplaatste raadhuisje van
Petten gereed; in 1942 zou het op last van de Duitse bezetter weer afgebroken worden.
Maar ook na 1748 ging de afbraak door, tot de voltooiing ervan in 1777. In dat jaren waren de pastorie en het weeshuis de panden die als laatsten moesten wijken. Ze werden verplaatst naar het Oosteinde.
Prijsvragen
Sinds de opmars van de paalworm in deze streken omstreeks 1730 was de
paalwerkverdediging voor zanddijken van weleer niet meer bruikbaar. Er moest iets nieuws
bedacht worden en dan werd in die tijd een prijsvraag uitgeschreven. Zo ook in 1745. De
Hollandsche Maatschappij van Wetenschappen schreef een prijsvraag uit 'naar de oorzaak
van de voortdurende kustafname en naar de middelen om dit tegen te gaan'. Het plan van
ene Melchior Bolstra voor de situatie bij Petten uit 1754 won de prijs. Hij stelde voor
de zeewering terug te trekken tot de Hazedijk. Dat was pas echt wijken voor de zee en
het plan werd toen dan ook niet uitgevoerd. Maar de natuur deed dat min of meer wel in de
volgende decennia. De zanddijk schoof namelijk stukje bij beetje op en tenslotte kwam de
Waker (de eigenlijke Hondsbossche) op de lijn van de Schoorlsche
Zeedijk en werden de Hondsbossche en de Pettemer Zeewering een ononderbroken geheel.
Eind 1792 was het na een storm heel kritiek. Van de kruin van de zeewering was hier en daar nog maar 1 el over en maar 4 el boven volzee. Besloten werd onder meer stenen hoofden aan te leggen; in 1793 gaven de Staten van Holland 80.000 gulden voor het uitwerken van de plannen. Maar uiteindelijk voldeed ook deze ingreep niet. In 1864 werd een prijsvraag uitgeschreven, gewonnen door ir. J.F.W. Conrad, maar zijn plan werd niet uitgevoerd. Wel dat van de in 1869 aangetreden dijkgraaf jhr.mr. C. van Foreest: aanleg van een brede glooiing van basaltzuilen op de zeezijde. Het werd uitgevoerd in de jaren 1872-1877. Zijn zoon jhr.mr. Pieter van Foreest introduceerde als dijkgraaf in 1912 het gebruik van (gewapend) beton voor de zeewering. Toen iets heel nieuws, nu niet meer weg te denken uit de waterbouw.
Bronnen:
Tekst: Frank van Loo