Gemeentewapen: de Zijpe [logo Zijper Museum] [logo Geregistreerd Museum]

navigatiebalk
[Homepage ZM] --> Exposities --> Over-leven 1940-1945 --> [Verhalen]

Gasten over de vloer

Als kind op de boerderij in oorlogstijd

Door: Arie Brak uit Oudesluis

[Arie Brak, 7 maart 1944]
Arie Brak, 7 maart 1944

Onder het grote dak van de Noord-Hollandse stolpboerderij was het als kind goed toeven. De koeien op stal, het hooi in de berg, eten op tafel. Het brongas diende als lichtbron. Moeder kookte het eten op de speciale gasstellen. Het water kwam uit de twee regenwaterbakken. Want in de oorlog hadden we nog geen electrisch, waterleiding en telefoon. De kachels werden gestookt met briketten en hout. We waren met z'n vijven. Mijn vader, moeder, zus, broer en ikzelf. Verder waren er mensen die op de boerderij werkten. De bakker, de slager, de kruidenier en vele anderen kwamen langs. Oma woonde naast ons in het z.g. rode huisje. Veel reuring en gezelligheid.

Geboren in 1933 heb ik de oorlog als jongen meegemaakt. Op 1 mei 1940 ging ik voor het eerst naar school in Oudesluis. En 10 mei begon de oorlog. In die tijd was er nog geen kleuterschool. En het schooljaar begon op 1 mei. Na enige jaren, werd de school gevorderd. Toen kregen we les in de Hervormde kerk, later in de Gereformeerde kerk en weer later in de timmermanswerkplaats van Muntjewerf. Maar vele dagen waren we vrij en speelden we thuis "schooltje". We waren in de stal aan het rekenen, deden aan lezen en taal. Mijn zusje was de juffrouw. Er waren hier acht buurkinderen. Dat was leuk.

Naast de boerderij "Hoop en Vlijt aan de West friesedijk in het N.O. van de Zijpe woonde mijn grootmoeder. Haar huis werd met nog twee andere huizen gevorderd door de Duitsers. Daar kwamen 60 jonge Duitse soldaten van ongeveer 16 jaar in te wonen. Zij waren van de z.g. Herman Göring troepen en kregen een harde training. De officier, een Feldwebel, sliep in de boerderij in de kamer van mijn zusje. Ook Oma moest bij ons wonen.
Op ons grasland werd geoefend tegen een denkbeeldige vijand aan de andere kant van de Slikkerdijk. Met losse flodders werd de vijand bestookt. Ze sprongen over greppels en sloten, kropen over het land. Later zochten wij de lege hulzen. In augustus als de kieviten ruiden, haalden wij de veren van het land. Zetten deze in de hulzen en konden zo mooie lanen en bossen bouwen in de stal. Prachtig was dat.

Sommige van de Duitse soldaten gingen naar boeren om melk, boter, kaas of eieren te bietsen. En zo kon het gebeuren dat op een ochtend een buurman gevangen genomen werd, omdat hij bruut zei dat ze niets kregen. Hij werd meegenomen naar de Ortskommandant in Oudesluis. Het is aan een andere buurman te danken dat hij er zonder straf vanaf kwam. Eind mei 1944 gingen deze jonge Duitse soldaten naar het front op gevorderde fietsen en paard en wagens reden ze weg.

Gedurende de gehele oorlog mocht er 's avonds en 's nachts geen licht vanuit de huizen gezien worden. Zodat de vliegeniers die uit Engeland kwamen aanvliegen het verschil tussen zee en water niet zouden zien. Hierop werd door de Duitsers streng gecontroleerd. De ramen werden met rolletjes zwart verduisteringspapier dichtgemaakt. Daarover werden de bestaande gordijnen dichtgetrokken. Moeder lette op iedere kier die licht zou kunnen doorlaten. Vader moest naar buiten om te controleren of er geen streepje licht te zien was. Dit was best spannend. Je mocht in de oorlog 's avonds niet op straat lopen. Als het donker was, moest iedereen binnen zijn.

In die tijd vlogen talloze B52 bommenwerpers 's middags over naar Duitsland om de industriesteden te bombarderen. 's Nachts kwamen ze weer terug. Sommige werden door het Duitse afweergeschut geraakt en stortten neer. Eén viel vlak achter de boerderij op het land. We zagen het gebeuren en mijn vader is er direct heen gelopen. Hij was er eerder dan de Duitsers en zag een dode vliegenier naast het wrak liggen. Wij kregen toen vier soldaten in huis. Zij moesten het wrak bewaken. De volgende nacht viel er in een tarweveld weer een groot vliegtuig neer. Op 600 meter van de andere en had 12 bemanningsleden aan boord. Uit dit wrak kwamen overlevenden, maar er waren ook doden te betreuren. De brokstukken van het vliegtuig waren na de crash over een groot stuk van het land verspreid. Hoewel het vliegtuigwrak voortdurend bewaakt werd door soldaten die bij ons over huis waren, gingen we als kind toch af en toe kijken naar de plaats van de ramp. Eén bemanningslid is 300 meter van het wrak gevallen en is naar later bleek nooit gevonden. Toen het graan hoog opgegroeid was, is tijdens het "zelfbinderen" (het maaien van het graan) het geraamte van de ongelukkige gevonden. De overlevenden zijn allemaal opgepakt.

Alle jonge mannen moesten zich melden om voor de Arbeitseinsatz in Duitsland te werken. Velen hadden daar geen zin in en doken onder. Zo kon het gebeuren dat wij als kinderen tijdens het melken in de koestal waren en dat er een koppeltje jonge mannen binnen kwamen en via de ladder naar de hooizolder gingen. Wij wisten als kind van niets. Onze ouders vertelden zo weinig mogelijk over wat er gebeurde. Dat was zoals we later begrepen, veel veiliger. De Duitsers wisten dat er vele mannen ondergedoken zaten. Er werden daarom geregeld razzia's gehouden. Veelal werden de onderduikers gewaarschuwd en zochten een veilig heenkomen. Een koppeltje buurjongens hadden achter in het land een strohut Gebouwd. Daar zaten ze schuil. 's Avonds even naar huis om te eten en daarna weer terug. Een buurman had daar een veld met groene erwten. 's Nachts in het licht van de maan waren de jongens aan het zichten (maaien) en oogsten. Hier werd wel over gesproken en gelachen.

Om te kunnen ploegen en zaaien hadden de boeren grote sterke paarden nodig. Die wilden de Duitse soldaten ook wel hebben. Zij gebruikten ze om soldaten en oorlogstuig mee te kunnen vervoeren. Daarom vorderde men onze paarden. Dat was moeilijk voor de boeren. We hielden van onze paarden en we hadden ze nodig om het land te kunnen bewerken. Mijn vader had achter in de schuur een stapel stro neer gezet. Daar achter stonden de goede paarden verborgen. Aan de voorkant van de stromuur stond ons oude paard. Die lieten de soldaten staan. Die was te oud om nog zwaar werk te kunnen doen. Ik vond dat heel slim bedacht van mijn vader.

Half januari 1945 zagen we een formatie van 12 Spitfires (kleine engelse vliegtuigen) overvliegen. Zij vlogen naar Den Helder om Duitse doelen te beschieten. Later kwamen er drie terug. Zij vlogen heel laag en beschoten de Watertoren in de Wieringerwaard. Twee van hen botsten tegen elkaar en stortten neer. Alle vliegeniers vonden de dood. Het treinverkeer tussen Alkmaar-Schagen-Den Helder stond in het teken van goederen en munitie naar Den Helder. Op de spoorbrug bij Lasschoten bij Schagen zijn, niet ver van de boerderij, meerdere locomotieven door Spitfires beschoten. De jagers vlogen eerst een paar maal over. De trein stopte, de mensen sprongen eruit en dan werd alleen de locomotief stuk geschoten. Zo ook de munitie-trein in Schagen. Met precisie werden de wagons in brand geschoten. Door de ontploffingen werd in Schagen heel veel schade aangericht.

De winter 1944-1945 was zeer koud. En er was in de steden in het Westen van het land niets meer te eten. De mensen kregen bonnen om voedsel te kunnen kopen. Ook kleding was op de bon. Maar er was nauwelijks iets te krijgen. Mijn moeder knipte zorgvuldig de bonnetjes van de bonnenkaart. Zij leverde die in als ze iets gekocht had. Veel mensen uit de stad gingen naar het platteland om eten te vragen, te kopen, of te ruilen. Wij als boeren hadden genoeg, hoewel we wel leveringsplicht hadden. Een man kwam steeds controleren of alle melk en graan geleverd werd. Toch maakten we thuis boter. We hadden daarom twee karnen. Eén was verzegeld, die kon de controleur bekijken. In de andere karn werd boter ingemaakt voor eigen gebruik, verkoop en ruilhandel. Er was ook een groententuin. Daarin waren allerlei soorten groenten te vinden. Sla en snijbonen werden ingemaakt. D.w.z. ze werden gekookt en in weckflessen gedaan. Ook werd er groente in het zout gelegd. Behalve koeien waren er ook varkens op de boerderij. Af en toe werd er een geslacht. Ook vlees werd geweckt, gezouten of gerookt. De kelder was een belangrijke bewaarplaats.

Daarnaast hadden we akkerbouw op de boerderij. Er werd tarwe verbouwd om meel van te malen. Gerst om gort of griesmeel van te maken voor de karnemelkse pap. Koolzaad om olie uit te persen. Vet was in die tijd heel belangrijk. "Dan kan je beter tegen de kou": zei mijn moeder altijd. Verder waren er aardappelen en suikerbieten. Hieruit werd aardappelmeel en stroop gemaakt. De veehouders waren in deze jaren allemaal verplicht om grasland te scheuren (om te ploegen). Zo werd er extra voedsel geteeld.

De tarwe werd gemalen bij de korenmolen "de Vlieger" in Oudesluis en van het meel bakte mijn moeder brood en haardkoeken. Bij "de Vlieger" werd ook het koolzaad uitgeperst. De koolzaadolie werd gebruikt om te bakken en te braden. Ook werd de olie voor verlichting gebruikt. Want de hoeveelheid brongas was beperkt.

Alle dagen kwamen mensen aan de deur om een boterham te vragen. Ze mochten ook bij ons slapen in de stal of in de dors. Er werd voor hen een bed van stro gemaakt. De mensen kwamen soms van heel ver en waren uitgeput. Dan was zo'n slaapplaats op de boerderij een weldaad. Want ze moesten de volgende morgen weer verder.

In de tuin stonden ook tabaksplanten. In de herfst werden de bladerengeplukt, gedroogd en gefermenteerd. (dat is een gisting d.m.v. broei.). Mijn vader rookte er een "shaggie"van. De rook verspreidde een afschuwelijke stank.

We hielden schapen op de boerderij. De wol van de schapen werd door mijn zus gesponnen op een mooi spinnenwiel. Dat kon ze heel goed. Oma breide er sokken, mutsen, truien en wanten van.

Van de suikerbieten maakten wij stroop. Dat was een enorme klus. Maar het smaakte wel lekker over de haardkoeken en de karnemelksepap.

In die tijd hadden wij veel mollen in het land. Een oudere buurman heeft mij geleerd hoe je deze moest steken en vangen. Ze werden gestroopt en de huidjes werden verkocht om er jasjes van te maken. Dat was een leuk zakcentje.

Naast de boerderij hadden we een gasbron. Via een lange pijp diep in de grond kwam het water met gas naar boven. Dit brongas werd opgevangen in een ronde gasketel. Via pijpen kwam het gas in huis. Speciale gaslampjes met een kousje er omheen, aansteken, en er was licht in de keuken en de kamer. Het gas werd gebruikt om te koken. En om warm water te maken.

Den Helder was als zeehaven een echte oorlogsstad en werd vaak gebombardeerd. Tijdens de oorlog moesten op bevel van de Duitsers alle mensen evacueren. Velen kwamen in Oudesluis te wonen. Er werden naast het voetbalveld houten barakken gebouwd. (dat waren kleine houten huizen). Het buurtje heette "de Lange Jammer". In die tijd had Oudesluis een spoorhalte. Vele mannen gingen overdag terug naar Den Helder. Ze hadden daar hun werk en er moest toch geld verdiend worden.

Vele Helderse mensen kwamen op het platteland wonen. Zo kwam de familie de Haan bij ons over de vloer. Dat waren dus weer nieuwe gasten op de boerderij. Een vader en moeder met hun twee zoons. Zij hadden een kolen- en brandstoffenhandel in Den Helder. Een derde zoon die een Ausweis gekregen had van de Duitsers bleef in Den Helder om de brandstoffenhandel van de familie voort te zetten. (Een Ausweisz was een vrijgeleide die je kreeg als je voor de Duitsers belangrijk werk moest doen.) Hij kwam af en toe met een vrachtje kolen en briketten naar ons huis. Het was altijd lekker warm bij ons thuis.

Er was geen radio bij ons in huis. Die moesten tijdens de oorlog allemaal ingeleverd worden. De Duitsers wilden niet dat wij naar radio Oranje luisterden. Toch waren er mensen die dat in het geheim wel deden. Zo hoorden we van anderen wat er allemaal gaande was tijdens de oorlog. Maar wij spraken er niet over.

De familie de Haan had een oude grammofoon meegenomen. Deze werd opgewonden net zoals een oude klok. De oude grammofoonplaten werden erop gelegd. En er was muziek. Voor die tijd had ik nog nooit muziek gehoord.

Op de boerderij moest veel werk verzet worden om alles voor elkaar te krijgen. Zoveel mensen die voor korte of langere tijd bij ons woonden. Dat maakte die tijd heel bijzonder. En het was gezellig.

Maar er was het dreunend geluid van de overvliegende vliegtuigen.
Er waren ontploffingen.
Er waren veel mensen die honger hadden.
Er was angst voor razzia's en invallen.

Vader en moeder lieten hiervan zo min mogelijk blijken.

Zoals we nu weten, heeft het ons gevormd tot wie nu zijn.

Geschreven door:
Arie Brak
Westfriesedijk 23
Oudesluis


Zijper Museum, Schagerweg 97b, 1751 CB Schagerbrug
WWW: http://www.zijpermuseum.nl/
Laatste wijziging: 6 februari 2005
Informatie: info@zijpermuseum.nl