[logo Zijper Museum]

Jan van Scorel; Een Leven in Schetsen (biografische roman)

Jan van Scorel

Een Leven in Schetsen
(biografische roman)

Auteur: Hanny Alders
Uitgeverij: Conserve (Schoorl, NH)
Uitgavejaar: 1995
ISBN: 978 90 5429 041 4

Dit boekje is ook verkrijgbaar in de museumwinkel van het Zijper Museum.

Jan van Scorel; Een Leven in Schetsen (biografische roman)
In 'Jan van Scorel, een leven in schetsen' vertelt Hanny Alders het levensverhaal van de beroemde schilder, architect en waterbouwkundige. Het is het verhaal van een ambitieuze, energieke, nuchtere Noordhollander, die door de gaven van zijn genie en door zijn contacten met grotere en kleinere machthebbers en intellectuelen in de gelegenheid was de ideeën van de Renaissance in de Nederlandse schilderkunst te introduceren en verbreiden.
De kroon op de carrière van deze Hollandse Leonardo da Vinci was de gedurfde drooglegging van de Zijpe, een kweldergebied ten noorden van het dorp Schoorl, waar hij bij het verschijnen van deze roman 500 jaar geleden werd geboren.

Een klein deel uit dit boekje (pag. 165 t/m 182) is, met toestemming van auteur en uitgever, hieronder opgenomen.

 
Antwerpen
mei 1552

Rond het begin van de zestiende eeuw was Antwerpen Brugge als handelscentrum voorbijgestreefd en had ook de leidende positie in de Vlaamse geldmarkt overgenomen. Het was een stad met een internationaal karakter, die op gelijke voet kon concurreren met andere grote Europese steden. Op de Antwerpse beurs, gespecialiseerd in financiële transacties zoals internationale leningen, weddenschappen en het verhandelen van staatsschuldbrieven, hoopte Scorel belangstellenden te vinden die geld wilden investeren in zijn nieuwe polder.

Zo kwam het dat hij daar in april 1552 als een koopman zijn grond stond aan te prijzen, omringd door handelaren en geldschieters en geflankeerd door zijn compagnons. En omdat deze brave lieden meer verstand hadden van graan, wol, laken, koper, wijn, bier, kruiden, zout, teer, pelzen, honing, zuidvruchten, zijde en fluweel en zeldzame kostbaarheden uit het oosten, de goederen waarmee ze hun geld verdienden, en nauwelijks wisten waar de Zijpe lag en hoe een polder eruitzag, droeg hij onder zijn arm een rol linnen en liet hij een handkar de beurs binnenrijden, beladen met een paar tonnetjes. Hij maakte het lint los dat de rol bijeenhield, stopte de knecht die de handkar had gebracht het ene uiteinde in handen, en ontrolde voor de ogen van de aspirant-grondbezitters het met pen en waterverf getekend panorama van het natte land benoorden zijn geboorteplaats.

Jan van Scorel's illustatieve kaart van Texel (links) en Zijpe (rechts), ca 1552

'Dit, mijne heren,' sprak hij luid, 'is het uiterste noordwesten van Holland. Links ligt het eiland Texel, hierboven het eiland Wieringen en hier is de waard bestaande uit schorren, zand en slik die men de Zijpe noemt.' Hij wees rechts op de kaart een stuk land aan dat door een dijk omsloten werd. Deels was dat blijkbaar een bestaande dijk, die aansloot op het oude land daarachter, maar links en aan de onderkant was op de kaart een nieuwe dijk afgebeeld waar met man en macht aan werd gewerkt. Er waren mannetjes geschetst die bezig waren met spaden, en zandkarren die door paarden of ossen werden getrokken en er waren ruiters, kennelijk opzichters of zomaar toeschouwers, die het werk van een afstand bekeken. Scorel vreesde dat een al te technische tekening hun weinig zou zeggen, dus had hij de toekomstige bedijking getekend zoals die gezien kon worden door een meeuw, die hoog boven de branding op de wind scheerde.

De Antwerpse handelaren verdrongen elkaar voor de grote plaat en Scorel stopte zijn uiteinde van de rol in de handen van een beursbediende zodat hij zijn handenvrij had bij het toelichten van het plan.

'Dit land, dat nu nog een ondiepe baai is, moet eeuwen geleden bewoond zijn geweest. Het moet dus wel vruchtbaar land zijn. Bij het nemen van grondmonsters hebben we stenen gevonden van oude muren en er zal nog wel meer boven komen wanneer deze grond bewerkt gaat worden. In het verleden zijn wel vaker hele dorpen door de zee verzwolgen. Er zijn in dit waterland namen bekend van plaatsen die al eeuwen niet meer bestaan: Leeuwenhorn, Gonsende, Schulphorn. Er is een fort bij Katwijk, boven Den Haag, dat de Brittenburg heette en dat ook geheel onder water is verdwenen, maar in deze eeuw twee keer werd gezien, één keer in 1520 en het laatst begin dit jaar, na de Pontiaansvloed.'

Bij het noemen van die naam klonk een koor van herkenning. In december en januari hadden zware stormen gewoed die aan de hele kust veel schade aanrichtten. De beruchte stormvloed van 13 februari, die niet alleen in Holland vreselijk had huisgehouden maar ook de Zeeuwse en Vlaamse kust teisterde, was voor veel gehavende plekken in de kustverdediging de genadeslag geweest. Nu toonde Scorel hun enkele brokstukken, die door een paar waaghalzen ontfutseld waren aan het ziedende water, dat slechts sporadisch een glimp van het verdwenen fort toonde, en een paar scherven van potten en kruiken. Terwijl de kooplieden zich aan de oude bodemvondsten vergaapten waarmee Scorel kort daarvoor ook het hof in Brussel in beroering had gebracht, sprak hij verder:

'Op de bodem van de Zijpe ligt vette zeeklei, zoals ook elders langs de Hollandse kust en de Zeeuwse wateren. U hoeft maar om u heen te kijken wanneer u in 's Gravenhage bent, of in Haarlem, en ook vlakbij dit gebied rond het dorp Schoorl waar ik zelf vandaan kom, om de sappige weidegronden te zien. Hier en daar moet wel nog een laag zand afgegraven worden en er zal pootaarde opgebracht en bemest moeten worden, maar in een groot deel van de nieuwe polder ligt de klei direct aan de oppervlakte.' Hij liet de knechten de tonnen openen en toonde zijn toehoorders het slik dat uit de Zijpe was opgegraven. Daarna keerde hij terug naar de landkaart.

'Mijn oorspronkelijke plan, dat ik ruim twee jaar geleden bij de keizer indiende, was groter. Het omvatte ook de eilanden Huisduinen en Wieringen.' Hij trok een denkbeeldige lijn rondom de twee gele vlekken in de watervlakte. 'De keizer beoordeelde dit plan als te omvangrijk. Op 31 maart van dit jaar heeft zijne doorluchtigheid echter toegestemd en octrooi verleend voor het plan zoals het hier aan u gepresenteerd wordt, maar ik heb daarbij bedongen dat het octrooi in een later stadium uitgebreid kan worden tot de oorspronkelijke afmetingen.' Hij pauzeerde even en glimlachte. 'Misschien heb ik de uiteindelijke toestemming van de keizer wel te danken aan de stormschade van de afgelopen winter. De kribben en het hoofd bij het voormalige Petten aan het Hondsbos hebben zwaar te lijden gehad van de storm. Er zijn twee doorbraken in de strandwal ten noorden daarvan, die tot in de Zijpe doordringen, en die men het Heerendiep en het Buysengat noemt.' Hij wees de twee blauwe lijnen aan die de strandwal ten noorden van Petten doorsneden. 'De oude Schoorlse Zeedijk is bij Krabbendam zwaar gehavend. De schatting van de herstelkosten na de stormschade in Holland bedroeg in januari al zeshonderdduizend gulden en na de Pontiaansvloed in februari nog eens tienduizend meer. De drooglegging van de Zijpe kan op den duur wel eens goedkoper blijken te zijn dan ontelbare jaren door te moeten gaan met het herstellen van telkens weer nieuwe dijkdoorbraken op kwetsbare plaatsen. De Zijperpolder gaat ook een buffer vormen voor de oude Westfriese Zeedijk die in de toekomst preventief zal werken. Een buffer van bijna negeneneenhalfduizend Geestmerambachtse morgen! En een morgen is, zoals velen van de heren zullen weten, de oppervlakte die een boer in één ochtend kan ploegen, een fiks stukland dus. Binnen afzienbare tijd zal daar al gerst kunnen groeien.'

Er werd instemmend gemompeld.

'Omdat de polder een belangrijk deel van de kustverdediging gaat vormen, zal de keizer de onderneming ondersteunen met een speciale belastingheffing, een dijkvelling, van de omringende gemeenten. Zij zullen immers direct gaan profiteren van de bescherming van de nieuwe dijken.'

Hij keek zijn nieuwe compagnons aan. Zowel Willem van Noort als drossaard Swaen hadden zich teruggetrokken en in hun plaats werd hij nu financieel en ook daadwerkelijk gesteund door de broer van zijn overleden vriend Janus Secundus, de jurist Nicolaas Nicolai, beter bekend onder zijn dichtersnaam Grudius, die nu griffier was van de orde van het Gulden Vlies en ontvanger-generaal van de belastingen van Brabant, en diens zwager Willem Moys Pieterszoon, eveneens een Antwerpenaar.

'Heren,'viel Grudius hem bij, 'dit geniale plan, dat zijn gelijke in de historie niet kent, is uw financiële steun meer dan waard. U zult geen spijt krijgen van deze verstandige investering. U kunt immers met eigen ogen aanschouwen hoe geschikt de aanwezige grond is. Daarbij komt dat de prijzen van agrarische produkten, dus ook zuivelprodukten, door de bevolkingsgroei van de laatste jaren behoorlijk zijn gestegen en de grondprijzen daardoor ook omhoog zijn gegaan. U mag deze kans om uw geld in zo'n veelbelovend project te beleggen niet voorbij laten gaan. In iedere belegging zit een risico. In dit geval bent u er vrijwel van verzekerd dat u er een behoorlijke winst op zult maken. Ik zal niet verhullen dat ik zelf ook een flink bedrag in de nieuwe polder geïnvesteerd heb, evenals mijn beide vennoten.'

Veel meer overredingskracht hadden de kooplieden niet nodig. Er werden nog enkele vragen gesteld, niet ovet de dijkwerken zelf maar hoofdzakelijk over de grondprijs, de grootte van de kavels en vooral de te verwachten opbrengst.

Na enkele dagen onderhandelen begon de reis naar Antwerpen zijn vruchten af te werpen. Op grote schaal werd door de Vlaamse speculanten grond gekocht, ongeveer vijfduizend morgen. Maar ook heren uit Brussel en enkele doctoren en juristen uit Mechelen en Leuven kochten kavels, en van alle grond kwam een tiende deel de keizer toe.

 
De Zijpe
juli 1552

Op 24 mei stak de schout van Schagen met een ploeg van twaalf dijkwerkers de eerste spade in de grond. Daarna vorderde het werk gestaag, maar niet snel genoeg, en al spoedig rezen er problemen, onvoorzien door Scorel, die weliswaar achter zijn werktafel een rimpelloos plan had uitgestippeld maar geen ervaring had met de praktijk, met name de listen en lagen van de aannemers en het dijkwerkersvolk. Terwijl Scorel en de zijnen steeds maar meer geld in de onderneming pompten, waren er aannemers die hun aanbestedingsgeld verbrasten en de meeste tijd dobbelend of stomdronken bij de hoeren te vinden waren. Als ze de aannemingssom op die manier goeddeels verspeeld hadden, was er niet genoeg geld meer om goed gereedschap aan te schaffen en namen ze onbekwame krachten in dienst, voor wie ze wel het volle daggeld in rekening brachten. Zelfs de braafste polderjongens die met de beste bedoelingen op het werk afkwamen, veranderden al snel in werkschuwe rabauwen die harder liepen om de bierton te bereiken dan om te werken. Soms vernielden ze opzettelijk hun gereedschap om een halve of hele dag te kunnen rondlummelen, wachtend op nieuw gereedschap, en intussen streken ze wel hun daggeld op. Alleen de zoetelaars, die drank en versnaperingen verkochten, deden goede zaken.

Maar ook op technisch gebied waren er tegenslagen, vooral nadat voorjaarsstormen de pas geplaatste sluizen in de nieuwe slikdijk in het noorden zwaar beschadigden.

Eigenlijk was het nog een wonder dat het werk onder die omstandigheden zo ver was gevorderd, toen in de zomer van 1552 een doorgewinterde dijkenbouwer, rentmeester en dijkgraaf Andries Vierlingh uit Steenbergen, door Scorel te hulp werd geroepen. Scorel ontving de dijkgraaf in Schagen en nodigde hem uit het uitgevoerde werk in zijn gezelschap te inspecteren.

'Goed,' zei Vierlingh, nadat hij Scorel met een onderzoekende blik had opgenomen en zich ernstig afvroeg wat een schilder of een kanunnik bij een drooglegging deed, 'laat mij die dijkage van u maar eens zien.'

Ze stegen te paard en reden naar Keins, een dorpje op een oude terp die deel uitmaakte van de Westfriese Zeedijk. Daar stapten ze in een praam en voeren langs de nieuwe dijk. Het was drukkend warm en bijna geluidloos gleden ze over het zacht rimpelende water. Een briesje uit het zuidoosten bracht weinig verkoeling. In de verte konden ze in het water een andere oude terp zien liggen, waarop koeien graasden.

Vierlinghs scherpe blik registreerde alles maar hij zei niets. Aan het einde van de slikkerdijk, die driehonderd roeden lang was en waarin twee sluizen gebouwd waren die door de recente stormen waren gescheurd, kwamen ze aan een duin dat Callantsoog heette en waar een kleine gemeenschap leefde van de visvangst (er hing schar, rog en schol te drogen) en waar de brede strandwal begon die zich tot Petten uitstrekte. Ze stapten over in een wagen, die door paarden door het ondiepe water daarheen was getrokken. Voordat Vierlingh op de wagen klom stond hij even stil en keek rond. Er verscheen een spottend trekje om zijn mondhoeken. Daarna richtte hij zich tot Scorel en vroeg:

'Zijn we nog ver van de dijkage?'

Even keek Scorel hem aan, twijfelend aan de ernst van die vraag.

'Meester Vierlingh, u staat er bovenop.' Hij wees in zuidoostelijke richting. 'Dit is het land dat we willen bedijken.'

De dijkgraaf knikte glimlachend en besteeg de kar.

'De zee is hier al eeuwenlang over de strandwal gespoeld. Daarbinnen kan alleen maar zand liggen, zover het oog rijkt,' zei hij meesmuilend. 'Dus u wilt zand indijken. Wat wilt u daarmee doen? Gaat u soms zandzieden en dan de as'als bemesting gebruiken?'

Scorel keek hem geërgerd aan en antwoordde niet. Zwijgend reden ze over de zandvlakte, waar op enige afstand van elkaar stukken voorkaden verrezen, van diverse afmetingen - alsof de verschillende aannemers ze daar zomaar lukraak en zonder onderling overleg neergesmeten hadden, meende Vierlingh. Het leek hem toe alsof de zee ermee gespeeld had en hier en daar wat gaten tussen de dijkdelen had geslagen en daarna nog eens diep had uitgeslepen, alsof hij de dijkenbouwers wilde tarten en hen zijn kracht wilde tonen. Verder was er zover het oog reikte alleen het stuivende zand dat door hun kousen drong en hun benen schuurde, slechts op enkele plaatsen doorsneden door een ondiep strandzwin. Aan het einde van deze woestenij, die slechts werd onderbroken door een paar kleine hoogten die de Ketelduinen werden genoemd, bereikten ze Petten, waar Vierlingh een nieuwe verrassing te wachten stond. Hij stapte uit de kar en staarde verbluft naar de dijkwerken van het Hondsbos, in zijn ogen een ordeloos gewrocht van hout, steen, rijshout en kisten dat wel hopeloos ontoereikend moest zijn tegen de aanvallen van de zee die, zoals Scorel toelichtte, op deze plek berucht waren. Vaak sloegen de golven over de dijk, zodat het in het dorp Petten zout water regende. Hij haalde zijn schouders op toen hij Scorel hoorde vertellen over zijn zinkstukken die hij hier had uitgeprobeerd. Wel begreep hij iets van de gedrevenheid van de schilder toen deze het dorpje aanwees dat zich in de verte, voorbij Camp waar de dijk van het Hondsbos eindigde, behaaglijk tegen de duinrand nestelde. Tussen het groen waren wat daken en een kerktoren te bespeuren. Daar was hij geboren, vertelde Scorel hem.

Pas tegen de avond keerden ze terug in Schagen, waar Vierlingh met Scorel de maaltijd nuttigde zonder dat de drooglegging ter sprake kwam. De dijkgraaf causeerde over zijn ervaringen in Brabant en Zeeland. Hij hoopte met zijn voorbeelden van slechte en onkundige dijkgraven, die volslagen vreemdelingen waren in dit vak, zijn opdrachtgever wakker te schudden. Hij liet zelfs de woorden eigenwijze botteriken en eigenbaatzoekers vallen, maar de ander voelde zich niet in het minst aangesproken. De enige respons die hij kreeg was dat Scorel hem volmondig beaamde, waaruit hij opmaakte dat de schilder zichzelf als een deskundige beschouwde.

'Als u land wilt winnen, als u uiterwaarden en schorren in korenland wilt herscheppen, dan is papieren kennis van weinig waarde,' besloot Vierlingh bars, 'dan moet men van God bijzondere gaven en talenten hebben ontvangen, daar is enorm veel inzet voor nodig, het is gewoon keihard werken. Voor zulk werk kunnen we geen lieden gebruiken die nog nooit van hun levensdagen eb en vloed hebben gezien en die van het dijkwezen net zoveel verstand hebben als een zeug hoe je netjes met een lepel moet eten!'

Scorel had hem eraan kunnen herinneren dat hij praktisch met zijn voeten in de zee was geboren, maar hij voelde zich niet geroepen zichzelf of zijn verworven kennis te verdedigen. Hij was nuchter genoeg om zich te realiseren hoever die kennis reikte en wanneer hij de hulp van een expert nodig had.

'Daarom heb ik u juist laten komen, om uw deskundigheid,' zei hij fijntjes.

Vierlingh schoof zijn bord van zich af en liet zich in zijn stoel achteruitzakken om zich bijna direct daarna weer op te richten. Hij tikte met zijn wijsvinger tegen zijn verweerde, bruinverbrande kop en riep uit:

'Gezond verstand, heer Scorel, dat is alles wat je nodig hebt, plus een gedegen kennis van de stromen en diepten, en altijd een alert oog voor de veranderingen die daarin optreden. Als je zoveel jaren meeloopt als ik, dan leer je de zee kennen, dan laat je je niet meer door die grijze duivel in de luren leggen. Maar de heren dijken en dammen er maar op los, kost wat kost, ze smijten maar met geld van anderen om zelf met de eer en het profijt te gaan strijken.' Plotseling boog hij zich voorover en kwam terzake: 'Ik weet niet wat ik met die dijkage van u aan moet. Mag ik van u weten wat u met al dat zand wilt beginnen? Want er ligt alleen maar zand in die waard. Ik bedoel, hoe rendabel is deze onderneming eigenlijk? Die bedijking gaat u goud geld kosten. Wat voor winst wilt u op dat zand maken als u de bedijking straks volbracht hebt?'

Nu legde Scorel zijn lepel neer, veegde beheerst zijn mond af en keek de ander kalm aan.

'Onder die zandlaag ligt goede zeeklei.' Hij stond op en bracht een opgerolde kaart tevoorschijn, die hij Vierlingh voorlegde. Er was een schematische tekening van de nieuwe polder te zien, begrensd door de oude en de nieuwe dijken, doorsneden door een tweetal geprojecreerde sloten. Eronder stond de naam geschreven die hij de polder had gegeven: Nova Roma.

Schematische illustatieve Nova Roma kaart van
Jan van Scorel van de te bedijken Zijpe
met plan voor te stichten dorpskernen
(Ende sal Genaemt werden Nova Roma)

'Klei, meester Vierlingh,' herhaalde hij, en hij wees een groot gebied aan langs de oude dijk in het oosten en nog een uitgestrekt deel in het zuidoosten, meer dan de helft van de polder. 'In het andere deel is de klei ondergeslibd en ondergestoven, maar klei ligt er!'

'Onder wel vier tot vijfvoet zand, ja! Terwijl u in Antwerpen kopers tonnen vol vruchtbare zeeklei hebt laten zien!' De dijkgraaf klonk verontwaardigd, alsof hij zelf voor veel geld bij de neus was genomen. 'Een van hen kwam mijn advies vragen. Ik heb hem gevraagd of hij die polder had gezien, waar hij grond wilde kopen. Hij antwoordde van niet. Vervolgens heb ik hem gevraagd of hij zijn bruid ook getrouwd had zonder haar gezien te hebben. En hij antwoordde dat hij die wel degelijk van tevoren had gezien. Welnu, zei ik tegen hem, waarom zou u er dan een trouwen die in een ton opgesloten zit?' Hij lachte schamper.

'Meester Vierlingh, u bent hier ontboden om orde op zaken te stellen en ons te wijzen op de mogelijke gevaren die het plan bedreigen,' antwoordde Scorel kil. 'De vraag of deze onderneming rendabel is, valt niet onder uw competentie. Dat is mijn zorg.'

De twee mannen keken elkaar enige tijd zwijgend aan. Toen verscheen er een spottend lachje om Vierlinghs lippen.

'Uw antwoord is mij bijzonder aangenaam. Ik zou daar niet graag verantwoordelijk voor zijn. Als u mijn advies had gevraagd voordat u zoveel kosten had gemaakt, dan zou ik u deze hele onderneming sterk ontraden hebben.'

Er viel opnieuw een stilte.

'Ik zie dat u er al kerken in hebt geplaatst. Maar liefst zeven!' sneerde Vierlingh, zijn blik weer op de kaart gericht. 'Dat is de huid van de wolf verkopen voordat hij gevangen is.'

Scorel negeerde de opmerking.

'Er komen evenveel molens. Wel, wat zijn uw bevindingen, hoe denkt u de zaak aan te vatten?'

'Allereerst moet er meer discipline komen onder de dijkwerkers. De boeren uit de omgeving willen met hun paarden nog wel werken, voor zover ze tenminste niet hun hielen lichten om hun oogst binnen te halen. De dagloners die van heinde en verre komen, dat geboefte moet met harde hand aangepakt worden. Knoop er een paar op en de rest is zo mak als een lammetje.'

'Zulke maatregelen sta ik niet toe,' antwoordde Scorel kort. Vierlingh haalde zijn schouders op.

'Ik zal aanbestedingsbrieven uitzenden om voldoende nieuwe aannemers en werkkrachten te werven. U kunt premies en drinkgeld uitloven voor de besteding die het vroegst opgeleverd wordt. Dat is meestal een enorme stimulans.

Eerst moet de zanddijk in het westen aaneengesloten worden. Die voorkaden zijn van geen enkel nut. De strandwal is breed genoeg, de zee kan de dijk bij vloed niet eens bereiken. Ik schat dat er zo'n duizend paarden nodig zijn om het zand weg te nemen en op de dijk te storten. Bovendien kunt u dat in dit geval beter aan de binnenzijde weggraven dan aan de buitenkant, dan raakt u meteen een deel van het zand kwijt dat die kleilaag van u bedekt.'

Hij zweeg even veelbetekenend, waarna hij vervolgde:

'Ik werk met molborden, speciaal geconstrueerde karren die zelf laden en lossen.' Hij keek Scorel vragend aan en zag dat hij uitleg moest geven. 'Die hebben aan de voorkant een scherp uiteinde, dat men in het zand duwt, waarna men de paarden naar voren drijft, zodat het zand vanzelf in de kar geschoven wordt. Zodra de kar vol is, laat men de staart van de kar zakken en slepen de paarden de kar op de dijk, waar de staart van de kar weer omhoog gebracht wordt. Door aan een touw te trekken, komt de plank om en wordt het zand vanzelf op de dijk gestort.' Zijn knuisten beeldden uit hoe het geheel in zijn werk ging.

Scorel knikte goedkeurend. 'Een ingenieus hulpmiddel. Dat spaart heel wat mankracht.'

'Een groter probleem vormt het stuifzand. Ik heb gezien dat de meeste sloten, wateringen en putten die gegraven zijn, alweer volgestoven zijn. Uw slikkerdijk ziet er goed uit. Het is goed dat u wier door de klei laat mengen, dat levert een taaie, stevige massa als het spul eenmaal droog is. Maar de vorm van die dijk bevalt me niet: de helling is trapvormig tot aan de kruin. Dat is niet verstandig. Het water heeft op een steil oppervlak veel meer vat dan op een glooiing die een helling heeft van één op twee. Dan loopt het water geleidelijk uit, dat neemt de kracht weg uit de golven.

Uw sluizen, dat is een hoofdstuk dat we apart moeten bekijken.'

Scorel knikte weer. Met deze nuchtere aanwijzingen kon hij het eens zijn.

'Dan moeten wij het nog over uw loon hebben,' zei hij. 'Ik weet dat u de grondsoort niet vertrouwt. U denkt dat er alleen maar zand te vinden is, maar ik verzeker u dat hier over een jaar de eerste gerst groeit en dat er over een paar jaar vee graast. Ik bied u honderd morgen land aan in ruil voor uw diensten. Als u wijs bent, verkoopt u uw land en bezittingen in Brabant en belegt u uw geld in deze polder. De Zijpe kan een goede dijkgraaf in de toekomst best gebruiken.'

Rond Vierlinghs lippen verscheen wederom dat spottende lachje.

'Heer Scorel, u bent vrijgevig. Maar ik schenk u uw land met even grote gulheid terug. Ik neem genoegen met zes Carolusguldens.'

Scorel neigde zijn hoofd.

'Uw zes carolusguldens zijn u van harte gegund, meester Vierlingh.'

'En dan nog wat,' zei Vierlingh, zijn wijsvinger dreigend opheffend, 'uw dijkenbouwer Servaes de Haese uit Antwerpen, die wat ervaring in Zeeland heeft opgedaan, houdt er dubieuze ideeën op na. Een eigenwijs man, die De Haese. Luister niet naar zijn raadgevingen, ze zijn rampzalig. Als ik het goed begrijp heeft hij zijn oog laten vallen op nog een extra stukje droog te leggen land nabij Petten. Hij wil het de Haesenpolder noemen. Ha! Wilt u soms nog meer zand indijken?' Weer klonk zijn schampere lachje. 'Het is een waardeloos stuk grond, dat eerder de naam Dwazenpolder verdient.'

Ondanks Vierlinghs kritiek was zijn aanpak voortvarend en doeltreffend. Binnen een paar weken tijd zagen de bouwputten eruit alsof er een compleet leger was neergestreken. En er werd gewerkt. De vaart zat er zo goed in dat de werkzaamheden gewoon verder gingen toen Vierlingh na zes weken weggeroepen werd naar zijn dijkgraafschap bij Steenbergen, waar door storm en onweer een dijk was doorgebroken. Vierlingh, die daarna door een langdurige ziekte werd geveld, keerde niet meer terug naar de Zijpe.

 
Antwerpen
1554

'Heden de vierentwintigste juli anno 1554 zijn bij elkaar vergaderd geweest de hierna genoemde personen, Pieter van Scorel aan ene zijde in naam van de waarde heer Jan van Scorel, kanunnik van Sinte Marie te Utrecht, en Nicolaas Nicolai, griffier van de orde van het Gulden Vlies en ontvanger-generaal van de beden van Brabant, alsmede Willem Moys Pieterszoon van Antwerpen, beiden in hun eigen naam, als zijnde de voornoemde Jan van Scorel, Nicolaas Nicolai en Willem Moys de drie bedijkers en consorten van de dijkage van de Zijpe in Holland.
Na diverse onderhandelingen onderling en om diverse redenen zijn zij met elkaar overeengekomen...'

De stem van secretaris Cloeck vervaagde langzaam terwijl Pieters gedachten afdwaalden naar de gebeurtenissen van de afgelopen maanden en de vele gesprekken die hij samen met zijn vader in diens werkkamer in Urrecht had gevoerd. Aanvankelijk had geen van Scorels kinderen in de gaten dat er iets mis was. Alles was immers voorspoedig verlopen. Had hun vader niet in oktober 1553 de keizer in zijn rapport gemeld dat hij binnen zeventien maanden deze bedijking, die alle voorgaande overtrof, had voltooid en de dijken niet alleen tot zeebestendige hoogte had gebracht maar ook de nodige sluizen had gelegd en het zoute water uit het daarbinnen gelegen land had geloosd en er zoet water had ingelaten? Of was die rapportage te rooskleurig geweest, alleen maar om de dijkbelasting los te krijgen en daarmee zijn onkosten te vergoeden, zoals de bewoners van het oude land beweerden? Was hij er niet zo stellig van overtuigd geweest dat de volgende zomer alle voorzieningen zoals molens en bruggen gereed zouden komen, dat hij de keizer om uitbreiding van her octrooi had verzocht, waarmee hij zijn oorspronkelijke plan, dat ook Wieringen en Huisduinen omvatte, alsnog ten uitvoer kon brengen?

Vanaf dat ogenblik was hij steeds vaker wat stil en humeurig geweest, hetgeen ze eerst aan zijn nierstenen of aan een jichtaanval hadden geweten. Pieters zusters hadden hun vader op het hart gedrukt zich toch vooral warm te kleden als hij op reis ging, voor een of andere inspectie in de Zijpe of voor de vele onderhandelingen met zijn compagnons. Van lieverlee drong het echter tot hen door dat er iets anders aan de hand moest zijn. Ze vingen geruchten op dat hun vader de inspectie van de commissie, die de verkaveling tot stand moest brengen, opzettelijk traineerde, dat hij de commissarissen op de mouw spelde dat de wegen en sloten in de nieuwe polder nog niet volledig afgepaald waren en er dus nog niets op te nemen viel. Maat daarna ontdekten ze dat er onenigheid was tussen de drie compagnons onderling. Over technische details, over de verkaveling, maar vooral over geld. In het octrooi stond dat de compagnons alle kosten van de bedijking en de voltooiing daarvan voor hun rekening zouden nemen. Her was de bedoeling dat deze kosten zo spoedig mogelijk vereffend zouden worden door belastinggelden. Maar de grondeigenaren in de Zijpe konden de polderbelasting niet opbrengen en vele pachters verlieten het land, dat braak kwam te liggen. Dientengevolge bracht het land niets op en werd er ook niet gewerkt aan het onderhoud van de nieuwe dijken. Een speciaal ingestelde belasting, de zogenaamde dijkvelling, die de keizer zou heffen van de omliggende dorpen in het oude land die profiteerden van de nieuwe dijken, had ook nog geen stuiver opgeleverd. De dorpen beweerden dat de dijken niet de hoogte van zeeweer hadden bereikt en dat zij zich hierdoor dus maar matig beschermd voelden, reden waarom zij weigerden te betalen. Op zich had deze belastingontduiking niemand hoeven verbazen. Zo hadden de dorpelingen sinds jaar en dag bij belastingenquêtes bij voorbeeld ook meer onbruikbaar geworden land opgegeven dan er in werkelijkheid door het zand was ondergestoven.

Maar al deze zaken kwamen pas veel later aan het licht, toen Scorel, geleid door een grote mate van voorzienigheid, allang zijn beslissing had genomen.

'...aldus heb ik Jan van Scorel mijn zoon Pieter gemachtigd om met meester Nicolaas Nicolai en Willem Moys, medeconsorten van de Zijpe, in mijn naam te handelen en met Nicolai en Moys overeen te komen om mij vrij en ontlast te houden van alle schulden, kosten en lasten die tengevolge van dezelfde dijkage tot nog toe gemaakt zijn en hierna gemaakt zullen worden...'

Pieter verschoof ongemakkelijk op zijn stoel. Hij kon zich wel voorstellen waarom zijn vader zelf niet naar Antwerpen had willen reizen. Het was niet eens de lange vermoeiende reis geweest die hem daarvan had weerhouden, maar eerder de confrontatie met de andere compagnons. Pieter herinnerde zich nog goed de dag waarop Scorel van een van zijn onderhandelingen met de heren was teruggekeerd. Met een zorgelijke uitdrukking op zijn gezicht had hij zijn zoon meegetrokken, zijn werkkamer in, waar hij hem toefluisterde:

'Luister jongen, ik vind dat je dit moet weten, maar zwijg hierover tegen iedereen, voorlopig tenminste, ook tegen Pauwels. Hij is te jong en te labiel. Ik ga me terugtrekken uit de onderneming van de Zijpe.' 'Terugtrekken? Maar vader...'

'Ik ben al een paar maanden met Grudius en Moys aan het onderhandelen over de voorwaarden.' Scorel noemde Nicolai nog steeds bij diens dichtersnaam. 'Het ging allang niet naar mijn zin, maar wat ik op mijn laatste reis vernomen heb doet de deur dicht. Nicolai heeft de door hem geïnde belastinggelden gebruikt om zijn kosten voor de Zijpe te kunnen betalen. Dat is fraude! Ik moet zo snel mogelijk van die opportunist af zien te komen, voordat het te laat is. Hij heeft meer dan honderdduizend gulden verduisterd! Ik weet niet eens precies hoeveel.'

Geschrokken had Pieter hem aangekeken.

'Maar moeten Pauwels en ik dan niet... we bezitten toch ook land in de polder...'

Scorel had zijn hoofd geschud, ondanks alles meester van de situatie en de kalmte zelf.

'Ik zal alleen maar zoveel land overdragen als nodig is om hen schadeloos te stellen. De rest houd ik aan.'

'...verklaart Jan van Scorel afstand te doen zowel van alle kavels hem toebehorende in dezelfde Zijpe bedragende tezamen omtrent tweeduizendnegenenveertigmorgen, waarvan hij dertienhonderdtwee morgen zal overdragen aan de voornoemde Nicolai en Moys...'

Pieter glimlachte terwijl hij de opsomming aanhoorde van de kavels, een lange lijst, minutieus door zijn vader opgesteld, compleet met de bijbehorende letters en afmetingen.

'... in zulken voege dat de voornoemde Jan van Scorel voorts aangaande de Zijpe de rest van zijn landen die hem nog toebehoren als zijn deel gebruikt... in de kwaliteit alsof hij koper of ingelande was.'

De hele akte was trouwens een gedegen stuk werk waar geen speld tussen te krijgen was, waarmee Scorel volledig gevrijwaard werd van alle kosten en schulden aangaande de Zijpe en tevens geabsolveerd werd van alle vorige contracten aangaande verkopingen en belastingen. Er volgden nog een aantal artikelen waarin verklaard werd dat de heren Nicolai en Moys alle resterende schulden in verband met de dijkage alsnog ten volle en binnen zo kort mogelijke tijd zouden betalen. Pieter had bewondering voor deze slimme zet van zijn vader. Zodra de fraude van Nicolai aan het licht kwam zou het te laat zijn. Toch stemde het hem droevig dat aan het grootse plan, dat toch maar door zijn vader gerealiseerd was, op deze manier een einde moest komen.

'...gedaan in Antwerpen in het jaar en op de dag als hierboven beschreven. Was ondertekend P. Scorel, N. Nicolai en W. Moys... in tegenwoordigheid van de secretaris van de Zijpe, A. Cloeck.'

Pieter kon niet nalaten een zucht van verlichting te slaken. Hij boog zich voorover en zette zijn handtekening onder het hem toegeschoven papier. Daarna schudde hij de heren de hand en verliet hen zo snel als de beleefdheid hem toestond.

 
Met toestemming van schrijfster Hanny Alders en uitgeverij Conserve overgenomen.

Dit bijzondere boekje met het volledige levensverhaal van Jan van Scorel is ook verkrijgbaar in de museumwinkel van het Zijper Museum.

Zowel dit boekje als ook andere (historische) uitgaven van Hanny Alders (zie: www.conserve.nl) zijn ook te bestellen bij:

Uitgeverij Conserve, Postbus 73, 1870 AB Schoorl; tel. 072-509 3693, fax 072-509 4370, info@conserve.nl

 
Voor beide afgebeelde kaarten zie ook:

 

Zijper Museum, Schagerweg 97D, 1751 CB Schagerbrug
WWW: http://www.zijpermuseum.nl/
Laatste wijziging: 27 januari 2008
Informatie: vannes@zijpermuseum.nl